Joyce,
Een poging tot uitleg van de formule.
=RIJ($A$1:$A$200)
In een matrixformule (en dat is de Aggregaat-functie) levert dit een reeks (matrix) opvolgende rijnummers op en dus de getallen: 1, 2, 3, 4 enz.
Als je de formule =RIJ($A$1:$A$200)
in een cel zet en de cursor in de formulebalk zet en dan op F9 drukt, zie je een matrix met de getallen 1 t/m 200.
(je kunt het ook zien door de formule naar beneden door te voeren en dan, terwijl alle doorgevoerde cellen nog zijn geselecteerd op Ctrl+Shift+Enter te klikken)
Het gedeelte DEEL($A$2;1;RIJ($A$1:$A$200)) geeft een deel van de tekens van A2, te beginnen bij het eerste (1) teken en, steeds een teken meer (1, 2, 3 enz. veroorzaakt door de RIJ-functie) (ook weer
in een matrix).
[hier had ook dit kunnen staan: LINKS($A$2;RIJ($A$1:$A$200)) ]
(dit wordt met F9 niet goed getoond, wel op de manier met het doorvoeren)
Dan zie je ook dat vanaf het eerste niet-numerieke teken dit deel van de formule een fout (#WAARDE!) oplevert.
In A2: 65025D.19
Levert op: 6,65,650,6502,65025,#WAARDE!,#WAARDE!,#WAARDE!, enz.
De Aggregaat-functie met de argumenten 14 en 7 levert de GROOTSTE waarde van de net genoemde matrix waarbij alle foutwaarden worden genegeerd.
Dat komt dus neer op het getal dat voor het eerste niet-numerieke teken staat: 65025
Als je daarvan de lengte bepaalt en er 1 bij optelt, heb je de positie van het eerste niet-numerieke teken in A2.
Hopelijk is het iets duidelijker zo.
Jan