Delen via


Problemen met PSTN-aanroepen van Azure Communication Services oplossen

Wanneer u problemen met PSTN-aanroepen van Azure Communication Services wilt oplossen, raden we u aan logboekregistratie in te schakelen. Vervolgens kunt u , ResultCategoriesen ParticipantEndReason waarden gebruiken ParticipantEndSubCodeom te bepalen waarom een afzonderlijke oproep is beëindigd en of het systeem fouten heeft gedetecteerd.

ResultCategorieën gebruiken om fouten op te lossen

De ResultCategories matrix is een eigenschap van het aanroepsamenvattingslogboekschema. Het bevat een lijst met algemene redenen die beschrijven hoe de oproep is beëindigd:

  • Success
  • Failure
  • UnexpectedClientError
  • UnexpectedServerError

Met deze informatie kunt u bepalen waarom een aanroep is beëindigd zonder een gedetailleerd foutenlogboek te genereren.

ParticipantEndReason en ParticipantEndSubCode gebruiken om fouten op te lossen

Als het detailniveau in ResultCategories niet voldoende is bij het oplossen van problemen met PSTN-aanroepen, kunt u ParticipantEndReason en ParticipantEndSubCode gebruiken om in meer detail te begrijpen waarom een oproep is beëindigd. ParticipantEndReason en ParticipantEndSubCode zijn ook eigenschappen van het schema van het aanroepsamenvattingslogboek.

Reden voor beëindiging van deelnemer

ParticipantEndReason is een code van drie cijfers die de status van de algemene aanroep weergeeft. Deze code legt uit waarom de aanroep is beëindigd en groepeert fouten op categorie. Betekent bijvoorbeeld ParticipantEndReason 404 dat beller of aanroeper niet is gevonden. ParticipantEndReason 500 betekent dat er een servicefout is opgetreden.

Deze code is gebaseerd op SIP-antwoordcodes (Session Initiation Protocol). Zie de Wikipedia-lijst met SIP-antwoordcodes voor meer informatie.

ParticipantEndSubCode

ParticipantEndSubCode is een specifiekere antwoordcode die meestal zes cijfers lang is. Het verklaart in meer detail waarom er een probleem was met de oproep.

Een belangrijke factor bij het oplossen van problemen met PSTN-aanroepen van Azure Communication Services is bepalen of de uiteindelijke SIP-antwoordcode voor de oproep afkomstig is van een Microsoft-proces of de sessierandcontroller van de gebruiker (SBC). Een eenvoudige manier om te bepalen waar de code vandaan komt, is om het ParticipantEndSubCode antwoord te bekijken.

Als de ParticipantEndSubCode waarde begint met 560 of 540, geeft dit aan dat de SBC van de gebruiker/operator de antwoordcode heeft gegenereerd. Dit is handig voor het oplossen van problemen met directe routeringsoproepen, omdat de subcode kan helpen bepalen of de fout afkomstig is van uw SBC of de Microsoft-service. Een subcode vanaf 560 vertegenwoordigt een uitgaande aanroep, terwijl een subcode vanaf 540 een inkomende aanroep vertegenwoordigt. Controleer in beide gevallen de SBC-logboeken.

Als de ParticipantEndSubCode waarde bijvoorbeeld is 560403, betekent dit dat het een uitgaande aanroep was, de SBC de uiteindelijke antwoordcode heeft gegenereerd en dat de SIP-antwoordcode van de SBC 403 was. Begin met het oplossen van problemen met de aanroepen door uw SBC-logboeken te controleren.

Voor ParticipantEndSubCode antwoorden die niet beginnen met 560 of 540, heeft de Microsoft-service de uiteindelijke antwoordcode gegenereerd.