Delen via


Nummerreeksen (formulier)

Geldt voor: Microsoft Dynamics AX 2012 R3, Microsoft Dynamics AX 2012 R2, Microsoft Dynamics AX 2012 Feature Pack, Microsoft Dynamics AX 2012

Dit onderwerp bevat inhoud uit eerdere versies van Microsoft Dynamics AX, vertaald door een menselijke vertaler. Delen van dit onderwerp zijn automatisch vertaald zonder menselijke tussenkomst. Het onderwerp wordt geleverd in de huidige staat en is niet gegarandeerd vrij van fouten. Het kan fouten bevatten in vocabulaire, zinsbouw of grammatica. Microsoft is niet verantwoordelijk voor mogelijke onjuistheden, onnauwkeurigheden, fouten of schade ten gevolge van eventuele foute vertalingen in dit onderwerp of het gebruik ervan.

Klik op Organisatiebeheer > Algemeen > Nummerreeksen > Nummerreeksen. Klik op de knop Nummerreeks of dubbelklik op een bestaande nummerreeks.

Met dit formulier kunt u een nummerreeks maken of wijzigen.

Nummerreeksen in Microsoft Dynamics AX worden gebruikt om leesbare, unieke identificaties te maken voor hoofdgegevensregistraties en transactieregistraties die deze nodig hebben. Een hoofdgegevens- of transactieregistratie die een identificatie nodig heeft wordt een verwijzing genoemd. Voordat u nieuwe registraties voor een verwijzing kunt maken, moet u een nummerreeks instellen en deze aan de verwijzing koppelen.

Notitie

Om nummerreeksen in te stellen die aan een specifieke module zijn verbonden, kunt u het formulier Parameters voor de module gebruiken.

Taken waarbij dit formulier wordt gebruikt

Nummerreeksen instellen

In het formulier navigeren

In de volgende tabellen vindt u omschrijvingen van de besturingselementen in dit formulier.

Hh209531.collapse_all(nl-nl,AX.60).gifTabbladen

Tabblad

Omschrijving

Identificatie

Voer een nummerreekscode en een naam in voor de nummerreeks.

Bereikparameters

Selecteer een scope voor de nummerreeks. De scope bepaalt welke organisaties de nummerreeks gebruiken.

Segmenten

Definieer de segmenten van de nummerreeks. De segmenten definiëren de notatie van de nummers die voor de nummerreeks worden gegenereerd.

Verwijzingen

Selecteer de documenttypen of de registraties die de nummerreeks gebruikt.

Algemeen

Geef algemene opties op voor de nummerreeks. Deze opties vermelden of een nummerreeks actief is, de hoogste en laagste nummers die kunnen worden gebruikt en of gebruikers gegenereerde nummer van de nummerreeks kunnen wijzigen.

Automatisch opschonen

Een planning instellen voor automatische opschoning van nummerreeksen.

Prestaties

Prestatieopties instellen voor nummerreeksen.

Hh209531.collapse_all(nl-nl,AX.60).gifKnoppen

Knop

Omschrijving

Bewerken

Schakel tussen weergave- en bewerkingsmodi in het formulier.

Verwijderen

De huidige nummerreeks verwijderen.

Nummerreeks

Sla de huidige nummerreeks op en wis het formulier om een nieuwe nummerreeks te maken.

Genereren

Open de wizard Nummerreeksen instellen om meerdere nummerreeksen in te stellen. De wizard geeft alle vereiste nummerreeksen weer die nog niet zijn gedefinieerd.

Statuslijst

Open het formulier Status voor nummerreeksen om ongebruikte nummers in de geselecteerde nummerreeks weer te geven.

Handmatig opschonen

Open het formulier Query om nummerreeksen handmatig op te schonen. Als nummers in een nummerreeks bijvoorbeeld niet worden gebruikt vanwege een fout tijdens de update of een stroomuitval, retourneert de handmatige opschoning de ontbrekende nummers naar de lijst met een status Vrij.

Selecteer Huidig om nummers op te schonen in de huidig geselecteerde nummerreeks. Selecteer Alle om nummers op te schonen in alle nummerreeksen.

Notitie

Het is aan te raden het opschonen als batchtaak uit te voeren tijdens de daluren.

Historie

Open het formulier Historie om alle wijzigingen weer te geven die in de instellingen van de geselecteerde nummerreeks zijn aangebracht.

Hh209531.collapse_all(nl-nl,AX.60).gifVelden

Veld

Omschrijving

Nummerreekscode

Geef de identificatiecode op voor de nummerreeks.

Naam

Voer een korte omschrijving in over het gebruik van de nummerreeks.

Bereik

Selecteer een scope voor de nummerreeks.

De scope bepaalt welke organisaties de nummerreeks gebruiken. Bovendien kunnen nummerreeksen met een scope die verschilt van Gedeeld segmenten hebben die overeenkomen met de scope. Een nummerreeks met een scope van Rechtspersoon kan een Rechtspersoon-segment bevatten.

Wanneer u een waarde voor de scope selecteert, kunt u de nummerreeks voor die scopewaarde wijzigen. Wanneer u bijvoorbeeld een specifieke rechtspersoon selecteert, kunt u de nummerreeks wijzigen die wordt gebruikt voor de geselecteerde verwijzing in die rechtspersoon.

De volgende scopes zijn standaard beschikbaar:

  • Gedeeld: de nummerreeks wordt gebruikt in alle organisaties. Gedeelde nummerreeksen hebben alleen alfanumerieke en constante segmenten.

  • Bedrijf: er wordt een afzonderlijke gebruikt in elk bedrijf.

  • Rechtspersoon: er wordt een afzonderlijke gebruikt in elke rechtspersoon.

  • Operationele eenheid: er wordt een afzonderlijke gebruikt in elke operationele eenheid.

  • Bedrijf en Fiscale kalenderperiode: er wordt een afzonderlijke nummerreeks gebruikt in elke combinatie van bedrijf en fiscale kalenderperiode.

  • Rechtspersoon en Fiscale kalenderperiode: er wordt een afzonderlijke nummerreeks gebruikt in elke combinatie van rechtspersoon en fiscale kalenderperiode.

  • Type bedrijfsonderdeel- er wordt een afzonderlijke gebruikt voor elk type operationele eenheid.

    Dit bedieningselement is niet beschikbaar in versies van Microsoft Dynamics AX 2012 vóór cumulatieve update 6 voor AX 2012 R2.

Segment

Het segmenttype. De volgende segmenttypen zijn standaard beschikbaar:

  • Bedrijf: geeft de ID weer voor het bedrijf waarin de nummerreeks wordt gebruikt. Dit segmenttype kan alleen worden gebruikt bij nummerreeksen met een scope Bedrijf.

  • Rechtspersoon: geeft de ID weer voor de rechtspersoon waarin de nummerreeks wordt gebruikt. Dit segmenttype kan alleen worden gebruikt bij nummerreeksen met een scope Rechtspersoon.

  • Operationele eenheid: geeft de ID weer voor de operationele eenheid waarin de nummerreeks wordt gebruikt. Dit segmenttype kan alleen worden gebruikt bij nummerreeksen met een scope Operationele eenheid.

  • Type bedrijfsonderdeel - Geeft een ID voor het type operationele eenheid waarin de nummerreeks wordt gebruikt. Dit segmenttype kan alleen worden gebruikt bij nummerreeksen met een scope Type bedrijfsonderdeel.

    Dit bedieningselement is niet beschikbaar in versies van Microsoft Dynamics AX 2012 vóór cumulatieve update 6 voor AX 2012 R2.

  • Fiscale kalenderperiode: geeft de naam weer voor de boekperiode waarin de nummerreeks wordt gebruikt. Dit segmenttype kan alleen worden gebruikt bij nummerreeksen met een scope die Fiscale kalenderperiode bevat.

  • Constante: geeft een set alfanumerieke tekens weer die niet wijzigt. Gebruik dit segmenttype om een koppelteken of ander scheidingsteken toe te voegen tussen nummerreekssegmenten. Dit segmenttype kan worden gebruikt bij nummerreeksen van elke scope.

  • Alfanumeriek: geeft een set alfanumerieke tekens weer die stijgen met elk nummer uit de nummerreeks dat wordt gebruikt. Gebruik een hekje (#) om stijgende nummers aan te geven en een en-teken (&) om stijgende letters aan te geven. De indeling #####_2014 maakt bijvoorbeeld de reeks 00001_2014, 00002_2014, enzovoort.

    Dit segmenttype kan worden gebruikt bij nummerreeksen van elke scope. Een nummerreeks moet uit ten minste één alfanumeriek segment bestaan dat zoveel tekens bevat als de hoogst mogelijke waarde voor de nummerreeks.

Scopesegmenten, zoals bedrijf of rechtspersoon, zijn niet verplicht voor nummerreeksen met een scope die verschil van Gedeeld. Zelfs als u scopesegmenten niet in de notatie opneemt, worden nog steeds cijfers gegenereerd per scope.

Waarde

Voer een waarde in voor het nummerreekssegmenttype. Voor scopesegmenten wordt automatisch een waarde ingevoegd op basis van uw selecties in het tabblad Bereikparameters.

Lengte

De lengte van het nummereekssegment. De waarde is gebaseerd op de informatie die u in het veld Waarde hebt ingevoerd. U kunt de gegevens niet direct in dit veld wijzigen.

Indeling

Een voorbeeld van de indeling van de nummerreeks. De waarde is gebaseerd op de informatie die u voor de segmenten hebt ingevoerd. Voor stijgende nummers wordt een hekje (#) weergegeven. Voor stijgende letters wordt een en-teken (&) weergegeven.

Gebied

Geef de module Microsoft Dynamics AX of het functiegebied op waar de nummerreeks wordt gebruikt.

Verwijzing

Geeft het documenttype of de registratie op die de nummerreeks gebruikt.

Nummers opnieuw gebruiken

Schakel dit selectievakje in om hetzelfde nummer te gebruiken dat u wilt gebruiken voor een andere verwijzing.

Selecteer deze optie bijvoorbeeld als het factuurboekstuknummer of het creditnotaboekstuknummer gelijk moet zijn aan het factuurnummer.

Deze optie is niet voor alle verwijzingen beschikbaar.

Als u dit selectievakje inschakelt, selecteert u een verwijzing in het veld Hetzelfde nummer gebruiken als.

Hetzelfde nummer gebruiken als

Selecteer de verwijzing waarvan u nummers opnieuw wilt gebruikt.

In gebruik

Hier wordt aangegeven of de huidige nummerreeks wordt gebruikt.

Gestopt

Schakel dit selectievakje in als u de geselecteerde nummerreeks niet meer wilt gebruiken.

Handmatig

Schakel dit selectievakje in als u wilt dat nummers handmatig worden ingevoerd. Nummerreeksen worden niet automatisch gegenereerd.

Continu

Selecteer deze optie om een doorlopende nummerreeks te gebruiken. Wanneer opeenvolgende nummerreeksen worden gebruikt, wordt het volgende beschikbare nummer in de reeks gebruikt wanneer een transactie wordt ingevoerd. Het systeem controleert dat er geen nummers uit de reeks verloren gaan. Als er een nummer wordt gegenereerd voor een transactie die mislukt, zorgt het automatisch opschonen ervoor dat het nummer opnieuw beschikbaar wordt.

Selecteer deze optie niet als u nummers vooraf moet toewijzen.

In een lager nummer

Vink dit selectievakje aan om gebruikers toe te staan om een automatisch gegenereerd nummer te wijzigen naar een lager nummer.

In een hoger nummer

Vink dit selectievakje aan om gebruikers de mogelijkheid te geven om een automatisch gegenereerd nummer naar een hoger nummer te wijzigen.

Kleinste

De laagst mogelijke waarde invoeren die kan worden gebruikt voor het automatisch genereren van nummers voor de nummerreeks.

Grootste

De hoogst mogelijke waarde invoeren die kan worden gebruikt voor het automatisch genereren van nummers voor de nummerreeks.

Belangrijk

Een alfanumeriek segment in de nummerreeksnotatie moet zoveel tekens bevatten als de hoogst mogelijk waarde. Als u bijvoorbeeld 999999 in dit veld invoert, dan moet de nummerreeksnotatie het alfanumerieke segment ###### bevatten.

Volgende

De volgende waarde opgeven die wordt gebruikt om automatisch nummers te genereren voor de nummerreeks.

Opschonen

Een geselecteerde optie geeft aan dat de nummerreeks automatisch wordt opgeschoond.

Deze optie wordt automatisch ingeschakeld, wanneer de nummerreeks doorloopt. We raden u aan om de selectie niet te wijzigen als deze automatisch is ingeschakeld.

U kunt een tijdsinterval voor automatische opschoning instellen in het veld Interval.

Als er een stroomstoring, systeemstoring of een andere onverwachte storing optreedt terwijl er een nummer wordt gegenereerd, moet u de huidige nummerreeks of alle nummerreeksen handmatig opschonen. Als u nummerreeksen handmatig wilt opschonen, klikt u op Handmatig opschonen.

Notitie

Als u het selectievakje voor automatisch opschonen niet inschakelt, raden we u aan om elke nacht een batchtaak uit te voeren voor het opschonen van nummerreeksen.

Interval

Voer het interval in waarmee u wilt dat automatische opschoning wordt uitgevoerd. Voer 24 in als u elke 24 uur wilt opschonen. De opschoning wordt uitgevoerd de eerste keer dat er een nummer wordt opgehaald nadat er 24 uur zijn verstreken.

Belangrijk

Als u dit veld niet invult, wordt er elke keer dat de nummerreeks wordt gebruikt een opschoning uitgevoerd. Hierdoor kunnen de prestaties aanzienlijk afnemen.

Laatste volledige opschoning

Datum en tijd van de meest recente opschoning.

Voorafgaande toewijzing

Genereer nummers voordat ze nodig zijn en sla ze op in het systeemgeheugen. Omdat het selecteren van nummers in het systeemgeheugen sneller is dan het selecteren van nummers uit de database, dan kan deze optie de systeemprestaties verbeteren.

Selecteer deze optie alleen als u geen doorlopende nummerreeksen nodig hebt.

Aantal nummers

Geef op hoeveel nummers u vooraf wilt genereren en in het systeemgeheugen wilt opslaan.

Als u bijvoorbeeld 10 in dit veld invoert, genereert het systeem 10 nummers per keer en slaat het deze op. Een nieuwe set nummers wordt uit de database gegenereerd na elke keer tien dat een nummer vereist is.

Zie ook

Nummerreeks - overzicht

Aankondigingen: Om bekende problemen en recente fixes te zien, gebruikt u Probleem zoeken in Microsoft Dynamics Lifecycle Services (LCS).