Delen via


Gebruikers kunnen geen verbinding maken met POP3 of IMAP4

Origineel KB-nummer: 3025138

Symptoom 1

Gebruikers met een postvak op Exchange Server 2016 of Exchange Server 2013 kunnen merken dat hun verbindingen met POP3 of IMAP4 niet meer werken. Daarnaast kan het volgende foutbericht worden weergegeven:

Microsoft.Exchange.Monitoring.ProtocolException: verificatie is mislukt.
De verbinding wordt gesloten. Kan de gegevens van de transportverbinding niet lezen: Een
bestaande verbinding is geforceerd gesloten door de externe host. Serverreactie tijdens het maken
verbinding:[]. >--- System.IO.IOException: Kan gegevens van het transport niet lezen
verbinding: een bestaande verbinding is geforceerd gesloten door de externe host. --->
System.Net.Sockets.SocketException: een bestaande verbinding is geforceerd gesloten door de
externe hostDe gerelateerde service wordt gestart, geen fout-/waarschuwings-gebeurtenissen in het systeem of
toepassingslogboek.

Symptoom 2

Gebruikers kunnen telnet naar een POP3- of IMAP-poort met behulp van de server-FQDN. Ze zien de banner echter niet. In plaats daarvan zien ze alleen een leeg scherm.

Oorzaak

Dit probleem treedt op omdat de onderdelen PopProxy en ImapProxy inactief zijn.

U kunt de Get-ServerComponentState <ServerName> opdracht gebruiken om de status van onderdelen te controleren.

Oplossing

U kunt dit probleem oplossen door de onderdelen PopProxy en ImapProxy actief te maken. Ga hiervoor als volgt te werk:

  1. Gebruik de volgende opdracht om te bepalen welke aanvrager PopProxy inactief heeft gemaakt:

    Get-ServerComponentState -Identity <ServerName> -Component PopProxy). LocalStates

    In het volgende voorbeeld HealthAPI wordt weergegeven als de aanvrager die de status van PopProxy heeft gewijzigd in Inactief.

    Schermopname van de cmdlet Get-ServerComponentState.

  2. Gebruik de volgende opdracht om PopProxy actief te maken:

    Set-ServerComponentState -Identity <ServerName> -component PopProxy -state Active -requester HealthAPI

    Bijvoorbeeld:

    Schermopname van de cmdlet Set-ServerComponentState.