Set-AzServiceFabricSetting

Referentie

Module:: Az.ServiceFabric

Een of meer Service Fabric-instellingen toevoegen aan of bijwerken naar het cluster.

Syntax

Set-AzServiceFabricSetting
   [-ResourceGroupName] <String>
   [-Name] <String>
   -Section <String>
   -Parameter <String>
   -Value <String>
   [-DefaultProfile <IAzureContextContainer>]
   [-WhatIf]
   [-Confirm]
   [<CommonParameters>]

Set-AzServiceFabricSetting
   [-ResourceGroupName] <String>
   [-Name] <String>
   -SettingsSectionDescription <PSSettingsSectionDescription[]>
   [-DefaultProfile <IAzureContextContainer>]
   [-WhatIf]
   [-Confirm]
   [<CommonParameters>]

Description

Gebruik Set-AzServiceFabricSetting om Service Fabric-instellingen toe te voegen of bij te werken in een cluster.

Voorbeelden

Voorbeeld 1

Set-AzServiceFabricSetting -ResourceGroupName 'Group1' -Name 'Contoso01SFCluster'  -Section 'NamingService' -Parameter 'MaxFileOperationTimeout' -Value 5000

Met deze opdracht wordt MaxFileOperationTimeout ingesteld op waarde 5000 onder de sectie NamingService.

Voorbeeld 2

$fabricSettings = @(
    @{ 
        "name" = "NamingService";
        "parameters" =  [System.Collections.Generic.List[Microsoft.Azure.Commands.ServiceFabric.Models.PSSettingsParameterDescription]]@(
            @{ "Name" = "MaxFileOperationTimeout"; "Value" = "5000"  };
            @{ "Name" = "MaxOperationTimeout"; "Value" = "1200"  })
    },
    @{ 
        "name" = "Hosting";
        "parameters" =  [System.Collections.Generic.List[Microsoft.Azure.Commands.ServiceFabric.Models.PSSettingsParameterDescription]]@(
            @{ "Name" = "ActivationMaxFailureCount"; "Value" = "11"  })
    })

Set-AzServiceFabricSetting -ResourceGroupName 'Group1' -Name 'Contoso01SFCluster' -SettingsSectionDescription $fabricSettings -Verbose

Met deze opdracht wordt een upgrade geactiveerd om meerdere infrastructuurinstellingen in te stellen met behulp van de parameter Instellingen SectionDescription.

Parameters

-Confirm

Hiermee wordt u gevraagd om bevestiging voordat u de cmdlet uitvoert.

Type:	SwitchParameter
Aliases:	cf
Position:	Named
Default value:	None
Required:	False
Accept pipeline input:	False
Accept wildcard characters:	False

-DefaultProfile

De referenties, accounts, tenants en abonnementen die worden gebruikt voor communicatie met Azure.

Type:	IAzureContextContainer
Aliases:	AzContext, AzureRmContext, AzureCredential
Position:	Named
Default value:	None
Required:	False
Accept pipeline input:	False
Accept wildcard characters:	False

-Name

Geef de naam van het cluster op

Type:	String
Aliases:	ClusterName
Position:	1
Default value:	None
Required:	True
Accept pipeline input:	True
Accept wildcard characters:	False

-Parameter

Parameternaam van de infrastructuurinstelling

Type:	String
Position:	Named
Default value:	None
Required:	True
Accept pipeline input:	True
Accept wildcard characters:	False

-ResourceGroupName

Geef de naam van de resourcegroep op.

Type:	String
Position:	0
Default value:	None
Required:	True
Accept pipeline input:	True
Accept wildcard characters:	False

-Section

Sectienaam van de infrastructuurinstelling

Type:	String
Position:	Named
Default value:	None
Required:	True
Accept pipeline input:	True
Accept wildcard characters:	False

-SettingsSectionDescription

Een matrix met infrastructuurinstellingen

Type:	PSSettingsSectionDescription[]
Position:	Named
Default value:	None
Required:	True
Accept pipeline input:	True
Accept wildcard characters:	False

-Value

Parameterwaarde van de infrastructuurinstelling

Type:	String
Position:	Named
Default value:	None
Required:	True
Accept pipeline input:	True
Accept wildcard characters:	False

-WhatIf

Hiermee wordt weergegeven wat er zou gebeuren als u de cmdlet uitvoert. De cmdlet wordt niet uitgevoerd.

Type:	SwitchParameter
Aliases:	wi
Position:	Named
Default value:	None
Required:	False
Accept pipeline input:	False
Accept wildcard characters:	False

Invoerwaarden

String

PSSettingsSectionDescription[]

Uitvoerwaarden

PSCluster

Delen via