Hyper-V-hosts toevoegen aan een perimeternetwerk in VMM
Is van toepassing op: System Center 2012 SP1 - Virtual Machine Manager, System Center 2012 R2 Virtual Machine Manager, System Center 2012 - Virtual Machine Manager
Met de volgende procedure kunt u Hyper-V-hosts die zich in een perimeternetwerk bevinden (ook wel DMZ, gedemilitariseerde zone of screened subnet genoemd), als beheerde Hyper-V-hosts toevoegen in Virtual Machine Manager (VMM). U kunt alleen zelfstandige hosts toevoegen die zich in een perimeternetwerk bevinden. VMM ondersteunt het beheer van een hostcluster in een perimeternetwerk niet.
Notitie
Met deze procedure kunt u ook een zelfstandige Hyper-V-host toevoegen die zich in een werkgroep bevindt en geen onderdeel van een domein is.
Voordat u een host die zich in een perimeternetwerk bevindt, kunt toevoegen aan VMM, moet u een agent lokaal installeren op de server die u wilt toevoegen.
De VMM-agent installeren op de doelhost
Klik op het VMM-productmedium of de netwerkshare met de rechtermuisknop op Setup.exe en klik vervolgens op Als administrator uitvoeren.
Klik in het installatiemenu, onder Optionele installaties op Lokale agent.
Klik op de pagina Welkom op Volgende.
Lees de softwarelicentievoorwaarden, ga ermee akkoord en klik vervolgens op Volgende.
Accepteer op de pagina Doelmap de standaardlocatie of klik op Wijzigen om een andere locatie op te geven, en klik vervolgens op Volgende.
Ga op de pagina Map met beveiligingsbestand als volgt te werk:
Schakel het selectievakje Deze host bevindt zich in een perimeternetwerk in.
Geef in het vak Versleutelingssleutel van beveiligingsbestand en versleutelingssleutel op, en geef deze opnieuw op in het vak Versleutelingssleutel bevestigen.
Belangrijk De versleutelingssleutel is een door u gekozen waarde. Wij raden u aan een versleutelingssleutel op te geven die bestaat uit een combinatie van hoofdletters en kleine letters, cijfers en symbolen.
Belangrijk Noteer de versleutelingssleutel die u gebruikt voor het maken van het beveiligingsbestand. U moet dezelfde sleutel weer opgeven als u de host toevoegt in de VMM-console.
Accepteer de standaardlocatie waarin het versleutelde beveiligingsbestand wordt opgeslagen, of klik op Wijzigen om een andere locatie op te geven.
Belangrijk Noteer de locatie waarin u het beveiligingsbestand hebt opgeslagen. In de procedure "Zorgen dat het bestand Security.txt beschikbaar is voor VMM" moet u het beveiligingsbestand overbrengen naar een locatie die toegankelijk is voor de computer waarop een VMM-console is geïnstalleerd.
Als u een certificaat wilt gebruiken voor het versleutelen van communicatie tussen de VMM-beheerserver en de host, schakelt u het selectievakje Een door CA ondertekend certificaat gebruiken om communicatie met deze host te versleutelen in. Geef in het vak Vingerafdruk van certificaat de vingerafdruk van het certificaat op.
Notitie
U kunt de vingerafdruk van een certificaat ophalen door de module Certificaten te openen en Computeraccount te selecteren. Zoek in de module Certificaten het certificaat dat u wilt gebruiken en dubbelklik erop. Selecteer op de pagina Details het veld Vingerafdruk. Markeer de vingerafdrukwaarde in het onderste deelvenster en druk vervolgens op Ctrl+C om de waarde naar het klembord te kopiëren.
Klik op Volgende als u klaar bent.
Geef op de pagina Hostnetwerknaam op hoe de VMM-beheerserver contact opneemt met de host en klik vervolgens op Volgende. U kunt een van de volgende opties selecteren:
Naam van lokale computer gebruiken
IP-adres gebruiken
Als u IP-adres gebruiken selecteert, klikt u op een IP-adres in de lijst.
Belangrijk Noteer de computernaam of het IP-adres van de host. U moet dezelfde informatie weer opgeven als u de host toevoegt in de VMM-console.
Accepteer op de pagina Configuratie-instellingen de standaardpoortinstellingen, of geef andere poorten op, en klik vervolgens op Volgende.
Belangrijk Wij raden u aan de standaardpoort 5986 voor agentcommunicatie niet te wijzigen. De poortinstellingen die u toewijst voor de agent, moeten identiek zijn aan de poortinstelling die door de VMM-beheerserver wordt gebruikt. De VMM-beheerserver gebruikt standaard poort 5986 voor agentcommunicatie met hosts in een perimeternetwerk, en poort 443 voor bestandsoverdrachten.
Klik op de pagina Gereed voor installatie op Installeren.
Controleren of het bestand SecurityFile.txt beschikbaar is voor VMM
Navigeer op de doelhost naar de map waarin het beveiligingsbestand is opgeslagen. De locatie is standaard C:\Program Files\Microsoft System Center 2012\Virtual Machine Manager. De naam van het beveiligingsbestand is SecurityFile.txt.
Breng het beveiligingsbestand over naar een locatie die toegankelijk is voor de computer waarop een VMM-console is geïnstalleerd. Breng het bestand bijvoorbeeld over naar de computer waarop de VMM-console is geïnstalleerd, naar een interne bestandsshare of naar een USB-flashstation.
De Hyper-V-host toevoegen in het perimeternetwerk
Open in de VMM-console de werkruimte Fabric.
Klik in het deelvenster Fabric op Servers.
Klik op het tabblad Introductiepagina in de groep Toevoegen op Resources toevoegen, en vervolgens op Hyper-V-hosts en -clusters.
De wizard Resource toevoegen wordt gestart.
Klik op de pagina Resourcelocatie op Windows Server-computers in een perimeternetwerk, en klik vervolgens op Volgende.
Ga op de pagina Doelresources als volgt te werk:
Geef in het vak Computernaam de NetBIOS-naam of het IP-adres op van de host in het perimeternetwerk.
Geef in het vak Versleutelingssleutel de versleutelingssleutel op die u hebt gemaakt bij het installeren van de agent op de doelhost.
Geef in het vak Pad naar beveiligingsbestand het pad op van het bestand SecurityFile.txt, of klik op Bladeren om het bestand te zoeken.
Klik in de lijst Hostgroep op de hostgroep waaraan u de host wilt toevoegen.
Klik bijvoorbeeld op de hostgroep Hoofddorp\Tier2_SEA.
Klik op Toevoegen.
De computer wordt weergegeven onder Computernaam in het onderste deelvenster.
Herhaal deze stap om andere hosts toe te voegen in het perimeternetwerk. Klik op Volgende als u klaar bent.
Geef op de pagina Hostinstellingen, in het vak Het volgende pad toevoegen het pad op de host op waarin u de bestanden wilt opslaan voor virtuele machines die worden geïmplementeerd op hosts, en klik vervolgens op Toevoegen. Als u het vak leeg laat, wordt het standaardpad %SystemDrive%\ProgramData\Microsoft\Windows\Hyper-V gebruikt. Denk eraan dat het aanbeveling verdient geen standaardpaden toe te voegen die zich op hetzelfde station bevinden als de bestanden van het besturingssysteem.
Herhaal deze stap als u meer dan één pad wilt toevoegen. Klik op Volgende als u klaar bent.
Notitie
U kunt het selectievakje Deze host opnieuw koppelen aan deze Virtual Machine Manager-omgeving negeren. Deze instelling is niet van toepassing op hosts in een perimeternetwerk.
Bevestig de instellingen op de pagina Samenvatting en klik op
Voltooien
.Het dialoogvenster Taken wordt weergegeven om de status van de taak te tonen. Controleer of de taak de status Voltooid heeft en sluit het dialoogvenster.
Als u wilt controleren of de host echt is toegevoegd, vouwt u in het deelvenster Fabric achtereenvolgens Servers en Alle hosts uit, vouwt u de hostgroep uit waaraan u de host hebt toegevoegd en klikt u op de host. Controleer in het deelvenster Hosts of de hoststatus OK is.
Tip
Als u gedetailleerde informatie over de hoststatus wilt weergeven, klikt u met de rechtermuisknop in de VMM-console en klikt u vervolgens op Eigenschappen. Op het tabblad Status kunt u de Health-status bekijken voor gebieden als de algemene status, status van de hostagent en status van de Hyper-V-functie. Als er een probleem is, kunt u op Alle herstellen klikken. VMM probeert het probleem dan automatisch op te lossen.
Zie ook
Overzicht van het toevoegen van Windows-servers als Hyper-V-hosts in VMM