Delen via


Overzicht van het configureren van logische netwerken in VMM

 

Gepubliceerd: maart 2016

Is van toepassing op: System Center 2012 SP1 - Virtual Machine Manager, System Center 2012 R2 Virtual Machine Manager, System Center 2012 - Virtual Machine Manager

Met Virtual Machine Manager (VMM) kunt u virtuele machines eenvoudig met een netwerk verbinden dat een specifieke functie in uw omgeving heeft, bijvoorbeeld het back-end-, front-end- of back-upnetwerk. Hiervoor koppelt u IP-subnetten en, indien nodig, VLAN's (Virtual Local Area Networks) aan elkaar tot benoemde eenheden die logische netwerken worden genoemd. U kunt het ontwerp van uw logische netwerken op uw omgeving afstemmen. Logische netwerken zijn een uitbreiding die is geïntroduceerd in System Center 2012.

In dit overzicht vindt u meer informatie over het volgende:

  • Logische netwerken en de Netwerksites die u kunt maken in logische netwerken

  • Groepen vaste IP-adressen en MAC-adresgroepen

    Zie Een IP-adresgroep maken ter ondersteuning van multicasting of broadcasting in dit onderwerp, als u multicasting of broadcasting wilt configureren in uw netwerken.

  • Integratie van een IP-adresbeheerserver met VMM in System Center 2012 R2

Notitie

De procedures waarnaar de koppelingen in dit overzicht verwijzen, bevatten voorbeelden die de concepten illustreren. Zie voor een overzicht van de netwerkvoorbeelden de sectie 'Netwerken' van de tabel in Het fabricscenario in VMM voorbereiden. De voorbeelden zijn niet bedoeld als voorschriften voor het instellen van een laboratorium. Pas de voorbeelden aan uw testomgeving aan.

Zoals beschreven in dit onderwerp, werken logische netwerken samen met de netwerkuitbreidingen die worden beschreven in de volgende andere onderwerpen in dit overzicht:

Logische netwerken

Een logisch netwerk vormt samen met een of meer gekoppelde netwerksites een door de gebruiker gedefinieerde groepering van IP-subnetten, VLAN's of IP-subnet/VLAN-paren, die wordt gebruikt om netwerktoewijzingen te organiseren en te vereenvoudigen. Enkele mogelijke voorbeelden zijn “BACKEND,” “FRONTEND,” “LAB,” “BEHEER” en “BACK-UP.” Omdat logische netwerken een abstractie van de onderliggende fysieke netwerkinfrastructuur vertegenwoordigen, maken ze het u mogelijk het netwerk af te stemmen op de behoeften en connectiviteitseigenschappen van uw bedrijf.

Zie Overzicht van het configureren van logische netwerken in VMM voor illustraties van logische netwerken.

Nadat u een logisch netwerk hebt gemaakt, kunt u dit gebruiken om het netwerk op te geven waarop een host of een virtuele machine moet worden geïmplementeerd (zelfstandig of als deel van een service). Gebruikers kunnen logische netwerken toewijzen als onderdeel van het maken van virtuele machines en services, zonder de details van het netwerk te hoeven begrijpen.

U kunt logische netwerken gebruiken om netwerken met verschillende doelen te beschrijven, om netwerkverkeer te isoleren en om netwerken in te richten voor verschillende soorten serviceovereenkomsten (SLA's). Zo kunt u bijvoorbeeld voor een gelaagde toepassing IP-subnetten en VLAN's die voor de front-endweblaag worden gebruikt, groeperen als het logische netwerk FRONTEND. U kunt IP-subnetten en VLAN's die worden gebruikt voor back-end servers (zoals toepassings- en databaseserver) groeperen als BACKEND. Wanneer selfservicegebruikers de gelaagde toepassing modelleren als een service, kunnen ze gemakkelijk het logische netwerk kiezen waarmee virtuele machines in elke laag van de service verbinding moeten maken.

Er moet ten minste één logische netwerk bestaan om virtuele machines en services te kunnen implementeren. Wanneer u een Hyper-V-host toevoegt aan VMM-beheer, maakt VMM standaard automatisch logische netwerken die overeenkomen met het eerste DNS-achtervoegsellabel van het verbindingsspecifieke DNS-achtervoegsel op elke hostnetwerkadapter. Zie Logische netwerken toewijzen aan hosts in dit onderwerp voor meer informatie.

Wanneer u een logisch netwerk maakt, kunt u het volgende doen:

  • Gekoppelde netwerksites maken, meestal één voor elke fysieke locatie. Voor elke netwerksite kunt u IP-subnetten en VLAN's koppelen.

    Notitie

    Netwerksites worden soms logische netwerkdefinities genoemd, bijvoorbeeld in de VMM-opdrachtshell.

  • Maak IP-adresgroepen om VMM automatisch vaste IP-adressen te kunnen laten toewijzen. U kunt de groepen maken op basis van een IP-subnet dat u aan de netwerksite hebt gekoppeld.

Netwerksites en groepen vaste IP-adressen worden uitgebreider beschreven in de volgende secties.

Notitie

Zie Een logisch netwerk maken in VMM voor informatie over het maken van een logisch netwerk.

Netwerksites

Wanneer u een logisch netwerk maakt, kunt u een of meer gekoppelde netwerksites maken. Een netwerksite koppelt een of meer subnetten, VLAN's en subnet/VLAN-paren aan een logisch netwerk. Het maakt het u ook mogelijk de hostgroepen te definiëren waarvoor de netwerksite beschikbaar is. Als u bijvoorbeeld een hostgroep in Haarlem hebt en een in Den Haag, en u het logische netwerk BACKEND beschikbaar wilt maken voor beide, kunt u twee netwerksites maken voor het logische netwerk BACKEND. U kunt het bereik van een netwerksite afstemmen op de hostgroep Haarlem (en eventuele onderliggende hostgroepen) en de andere netwerksite op de hostgroep Den Haag (en eventuele onderliggende hostgroepen) en voor elke locatie de juiste subnetten en VLAN's toe te voegen. Zie Overzicht van het configureren van logische netwerken in VMM voor illustraties die laten zien hoe een netwerksite deel uitmaakt van een logisch netwerk. Zie Een logisch netwerk maken in VMM voor informatie over het maken van een netwerksite.

De volgende tabel laat een voorbeeld zien van het logische netwerk BACKEND, dat bestaat uit subnetten en VLAN's uit zowel Haarlem als Den Haag.

Logisch netwerk Netwerksites
BACKEND BACKEND – Haarlem

- Toegewezen aan de hostgroep Haarlem
- Gekoppeld subnet en VLAN: 10.0.0.0/24 VLAN 7

 BACKEND – Den Haag

- Toegewezen aan de hostgroep Den Haag
- Gekoppeld subnet en VLAN: 172.16.0.0/24 VLAN 12

Lees de volgende richtlijnen voordat u netwerksites gaat maken.

  • Als u System Center 2012 SP1 of System Center 2012 R2 uitvoert en uw netwerkconfiguratie VM-netwerken zal bevatten die gebruikmaken van netwerkvirtualisatie, moet u ten minste één netwerksite maken en daar en minste één IP-subnet aan koppelen. U kunt indien nodig ook een VLAN aan de netwerksite toewijzen. Door een netwerksite met een IP-subnet te maken, is het mogelijk een IP-adresgroep voor het logische netwerk te maken, wat nodig is voor netwerkvirtualisatie.

    Als uw netwerkconfiguratie geen VM-netwerken zal bevatten die gebruikmaken van netwerkvirtualisatie, gebruikt u de andere richtlijnen in deze lijst, die hetzelfde zijn voor System Center 2012, System Center 2012 SP1 en System Center 2012 R2.

  • Als u van plan bent een door VMM beheerde load balancer te gebruiken voor de lastenverdeling in een servicelaag, moet u ten minste één netwerksite maken en daar ten minste één IP-subnet aan koppelen.

  • Als u groepen vaste IP-adressen wilt maken die met VMM worden beheerd, moet u ten minste één netwerksite maken en daar ten minste één IP-subnet aan koppelen.

  • Als u het reeds op het netwerk beschikbare DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) wilt gebruiken om IP-adressen toe te wijzen aan virtuele apparaten in een opgegeven VLAN, maakt u netwerksites waaraan alleen VLAN's zijn toegewezen.

  • Als u het reeds op het netwerk aanwezige DHCP wilt gebruiken, en u geen gebruik maakt van VLAN's, hoeft u geen netwerksites te maken.

Notitie

Zie Een logisch netwerk maken in VMM voor informatie over het maken van een netwerksite.

Groepen vaste IP-adressen

In deze sectie worden groepen vaste IP-adressen in het algemeen beschreven, en wordt vervolgens informatie gegeven over de noodzaak ze te maken. Verder wordt voor System Center 2012 SP1 en System Center 2012 R2 uitgelegd of u alleen IP-adresgroepen moet maken voor een logisch netwerk of ook voor VM-netwerken die op dat logische netwerk worden geconfigureerd. (In System Center 2012 is het enige type netwerk een logisch netwerk, en als er een IP-adresgroep wordt gemaakt, wordt deze dus altijd gemaakt voor een logisch netwerk.)

Als u een of meer IP-subnetten aan een netwerksite koppelt, kunt u groepen vaste IP-adressen maken op basis van die subnetten. Met statische IP-adresgroepen kan VMM automatisch statische IP-adressen toewijzen aan virtuele Windows-machines die worden uitgevoerd op een beheerde Hyper-V-, VMware ESX- of Citrix XenServer-host.VMM kan automatisch statische IP-adressen uit de groep toewijzen aan zelfstandige virtuele machines, aan virtuele machines die worden geïmplementeerd als onderdeel van een service, en aan fysieke computers wanneer u VMM gebruikt om ze te implementeren als Hyper-V-hosts. Bovendien kunt u wanneer u een vaste IP-adresgroep maakt een gereserveerd bereik definiëren met IP-adressen die aan load balancers kunnen worden toegewezen als virtuele IP-adressen (VIP-adressen).VMM wijst automatisch een virtueel IP-adres toe aan een load balancer tijdens de implementatie van een servicelaag met taakverdeling.

Wanneer u een groep statische IP-adressen maakt, kunt u daaraan gekoppelde informatie configureren zoals standaardgateways, DNS-servers (Domain Name System), DNS-achtervoegsels en WINS-servers (Windows Internet Name Service). Al deze instellingen zijn optioneel.

IP-adresgroepen ondersteunen zowel IPv4- als IPv6-adressen. U kunt echter geen IPv4- en IPv6-adressen in dezelfde IP-adresgroep gebruiken.

Wanneer een virtuele machine in System Center 2012 R2 is geïmplementeerd, kunt u in versie VMM of hoger de IP-adressen weergeven die aan deze virtuele machine zijn toegewezen. U doet dit als volgt: klik met de rechtermuisknop op de vermelding van de virtuele machine, klik op Eigenschappen, klik op het tabblad Hardwareconfiguratie, klik op de netwerkadapter en klik in het resultatenvenster op de knop Verbindingsdetails.

Zie System Center 2012 voor informatie over het maken van groepen vaste IP-adressen voor logische netwerken in System Center 2012 SP1, System Center 2012 R2 of IP-adresgroepen maken voor logische netwerken in VMM. Zie IP-adresgroepen maken voor VM-netwerken in VMM voor informatie over het maken van IP-adresgroepen voor VM-netwerken.

Richtlijn voor het maken van IP-adresgroepen met System Center 2012

Bij VMM in System Center 2012 is het configureren van groepen vaste IP-adressen optioneel. U kunt ook statische adressen automatisch toewijzen via DHCP als dit beschikbaar is in het netwerk. Als u DHCP gebruikt, hoeft u geen IP-adresgroepen te maken.

System_CAPS_ICON_important.jpg Belangrijk

Als u een virtuele machine zo configureert dat de bijbehorende IP-adressen uit een groep met vaste IP-adressen worden opgehaald, moet u de virtuele machine ook voor gebruik van een vast MAC-adres (Media Access Control) configureren. U kunt het MAC-adres handmatig opgeven (tijdens de stap Instellingen configureren) of VMM automatisch een MAC-adres uit de MAC-adresgroep laten toewijzen.

Wanneer een statisch IP-adres wordt toegewezen, moet VMM het MAC-adres bepalen voordat de virtuele machine wordt gestart.VMM maakt gebruik van het MAC-adres om de netwerkadapter te identificeren waarop het statische IP-adres moet worden ingesteld. Dit is vooral van belang als de virtuele machine meer dan een netwerkadapter heeft. Als het MAC-adres dynamisch via Hyper-V wordt toegewezen, kan VMM niet identificeren op welke netwerkadapter het vaste IP-adres moet worden ingesteld als er sprake is van meer dan een netwerkadapter.

Richtlijnen voor het maken van IP-adresgroepen met System Center 2012 SP1 of System Center 2012 R2

Gebruik bij VMM in System Center 2012 SP1 of System Center 2012 R2 de volgende richtlijnen om te beslissen of u IP-adresgroepen moet maken, en zo ja, of u ze alleen voor een logisch netwerk moet maken of ook voor VM-netwerken die op dat logische netwerk worden geconfigureerd. Het proces waarmee een IP-adresgroep voor een VM-netwerk wordt gemaakt, lijkt op dat waarmee een IP-adresgroep voor een logisch netwerk wordt gemaakt.

System_CAPS_ICON_important.jpg Belangrijk

Als u een virtuele machine zo configureert dat de bijbehorende IP-adressen uit een groep met vast IP-adressen worden opgehaald, moet u de virtuele machine ook voor gebruik van een vast MAC-adres configureren. U kunt het MAC-adres handmatig opgeven (tijdens de stap Instellingen configureren) of VMM automatisch een MAC-adres uit de MAC-adresgroep laten toewijzen.

Wanneer een statisch IP-adres wordt toegewezen, moet VMM het MAC-adres bepalen voordat de virtuele machine wordt gestart.VMM maakt gebruik van het MAC-adres om de netwerkadapter te identificeren waarop het statische IP-adres moet worden ingesteld. Dit is vooral van belang als de virtuele machine meer dan een netwerkadapter heeft. Als het MAC-adres dynamisch via Hyper-V wordt toegewezen, kan VMM niet identificeren op welke netwerkadapter het vaste IP-adres moet worden ingesteld als er sprake is van meer dan een netwerkadapter.

De volgende lijst bevat richtlijnen voor het maken van IP-adresgroepen, op basis van het type netwerkconfiguratie waarmee u werkt. Zie VM-netwerken en gateways configureren in VMM voor beschrijvingen van de netwerkconfiguraties in de lijst.

  • Netwerkvirtualisatie: Als uw netwerkconfiguratie VM-netwerken bevat die netwerkvirtualisatie gebruiken, moet u IP-adresgroepen maken op het logische netwerk dat de basis voor die VM-netwerken vormt en de VM-netwerken zelf. Als de virtuele machines in de VM-netwerken voor gebruik van DHCP zijn geconfigureerd, reageert VMM op de DHCP-aanvraag met een adres uit een IP-adresgroep.

  • VLAN-configuratie: Als u met een VLAN-netwerkconfiguratie werkt, kunt u DHCP gebruiken, als dit beschikbaar is, of IP-adresgroepen. Als u IP-adresgroepen wilt gebruiken, moet u deze in het logische netwerk maken. Ze worden automatisch beschikbaar in het VM-netwerk.

  • VM-netwerk met directe toegang tot het logische netwerk (geen isolatie): Als u werkt met een VM-netwerk met directe toegang tot het onderliggende logische netwerk, kunt u voor dat netwerk DHCP, als dit beschikbaar is, of IP-adresgroepen gebruiken. Als u IP-adresgroepen wilt gebruiken, moet u deze in het logische netwerk maken. Ze worden automatisch beschikbaar in het VM-netwerk.

  • Externe netwerken die met een netwerkbeheerconsole van een leverancier worden geïmplementeerd: Als u werkt met externe netwerken die met een netwerkbeheerconsole van een leverancier worden geïmplementeerd (anders gezegd, als u een virtuele-switchuitbreidingsmanager gebruikt), worden uw IP-adresgroepen uit de netwerkbeheerdatabase van de leverancier geïmporteerd. Maak daarom geen IP-adresgroepen in VMM. (Een netwerkbeheerconsole van een leverancier wordt ook wel een beheerconsole voor een doorstuuruitbreiding genoemd.)

Notitie

Wanneer een virtuele machine in System Center 2012 R2 is geïmplementeerd, kunt u in versie VMM of hoger de IP-adressen weergeven die aan deze virtuele machine zijn toegewezen. U doet dit als volgt: klik met de rechtermuisknop op de vermelding van de virtuele machine, klik op Eigenschappen, klik op het tabblad Hardwareconfiguratie, klik op de netwerkadapter en klik in het resultatenvenster op de knop Verbindingsdetails.

Een IP-adresgroep maken ter ondersteuning van multicasting of broadcasting

Als u met VMM in System Center 2012 SP1 of System Center 2012 R2 werkt en netwerkvirtualisatie in uw VM-netwerken gebruikt, kunt u een toepassing ondersteunen die multicasting of broadcasting in de VM-netwerken vereist. Hiervoor moet u een IP-adresgroep maken waardoor multicasting wordt ondersteund en u moet ervoor zorgen dat aan een aantal andere configuratievereisten wordt voldaan. (Zie VM-netwerken en gateways configureren in VMM voor informatie over wat het betekent om netwerkvirtualisatie in een VM-netwerk te gebruiken.) De vereisten voor het gebruik van multicasting of broadcasting in een VM-netwerk zijn als volgt:

  • Voor het logische netwerk dat u maakt, moet netwerkvirtualisatie zijn ingeschakeld.

  • U moet een IP-adresgroep in het logische netwerk configureren en de multicastinstelling voor de adresgroep selecteren.

    In de wizard Groep vaste IP-adressen maken is de multicastinstelling alleen zichtbaar als de groep in een logisch netwerk (en niet een VM-netwerk) is gemaakt en als netwerkvirtualisatie voor dat logische netwerk is ingeschakeld.

  • De IP-protocolinstelling (IPv4 of IPv6) voor het VM-netwerk waarin u multicasting wilt ondersteunen, moet overeenkomen met de IP-protocolinstelling voor het onderliggende logische netwerk. Als u dit wilt configureren, selecteert u hetzelfde IP-adresprotocol (IPv4 of IPv6) voor zowel het logische netwerk als het VM-netwerk op de pagina Isolatie van de wizard VM-netwerk maken.

    Let op: nadat u het VM-netwerk hebt gemaakt, kunt u deze protocolinstelling niet in de VMM-beheerconsole weergeven. Voer de Windows PowerShell-cmdlet Get-SCVMNetwork uit om deze instelling weer te geven. Gebruik de volgende syntaxis, waarbij <VMNetworkName> de naam van uw VM-netwerk is:

    Get-SCVMNetwork –Name <VMNetworkName> | Format-List Name, IsolationType, *PoolType

    In de weergave wordt een protocol (IPv4 of IPv6) voor PAIPAddressPoolType en CAIPAddressPoolType vermeld.PAIPAddressPoolType (begint met PA) verwijst naar de provideradressering, dat wil zeggen IP-adressen in het logische netwerk.CAIPAddressPoolType (begint met CA) verwijst naar de klantadressering, dat wil zeggen IP-adressen in het VM-netwerk.

Als deze configuratiestappen zijn voltooid, gebruiken multicast- en broadcastpakketten in het VM-netwerk de IP-adressen uit de IP-multicastadresgroep. Binnen elk VM-netwerk wordt door elk subnet dat u configureert één IP-adres uit de multicastgroep gebruikt.

Logische netwerken toewijzen aan hosts

Als u een logisch netwerk voor een host beschikbaar wilt maken, moet u het logische netwerk aan een fysieke netwerkadapter op de host koppelen en deze beschikbaar maken via een extern virtueel netwerk (ook wel externe virtuele switch of vSwitch genaamd). U maakt deze koppeling voor elke netwerkadapter.

Om ervoor te zorgen dat u virtuele machines in uw bestaande netwerk kunt maken en implementeren, gebruikt VMM standaardinstellingen om de benodigde logische netwerken (of andere netwerkobjecten) te maken voor een Hyper-V-host die aan VMM-beheer wordt toegevoegd of voor een virtuele machine waarmee VMM verbinding maakt. De onderstaande lijst bevat gedetailleerde informatie over deze standaardinstellingen:

  • Voor VMM in System Center 2012: Wanneer u een Hyper-V-host aan VMM-beheer toevoegt en een fysieke adapter op de host heeft geen gekoppeld netwerk, dan wordt door VMM automatisch een logisch netwerk gemaakt en gekoppeld dat overeenkomst met het eerste label van het DNS-achtervoegsel van het verbindingsspecifieke DNS-achtervoegsel. Als het DNS-achtervoegsel voor de hostnetwerkadapter bijvoorbeeld corp.contoso.com is, maakt VMM een logisch netwerk met de naam 'corp'. Als er geen virtueel netwerk gekoppeld is aan de netwerkadapter wanneer VMM een virtuele machine verbindt met een logisch netwerk dat aan de fysieke netwerkadapter is gekoppeld, maakt VMM ook een extern virtueel netwerk en koppelt het aan het logische netwerk.

    Notitie

    Er worden geen netwerksites automatisch gemaakt.

  • Voor VMM in System Center 2012 SP1 of System Center 2012 R2: Wanneer u een Hyper-V-host aan VMM-beheer toevoegt en een fysieke adapter op de host heeft geen gekoppeld netwerk, dan wordt door VMM automatisch een logisch netwerk gemaakt en gekoppeld dat overeenkomst met het eerste label van het DNS-achtervoegsel van het verbindingsspecifieke DNS-achtervoegsel. In het logische netwerk maakt VMM ook een VM-netwerk dat is geconfigureerd met geen isolatie. Als het DNS-achtervoegsel voor de hostnetwerkadapter bijvoorbeeld corp.contoso.com is, maakt VMM, indien nodig, een logisch netwerk met de naam corp en in dit netwerk een VM-netwerk met de naam corp dat is geconfigureerd met geen isolatie.

    Notitie

    Er worden geen netwerksites automatisch gemaakt.

De standaardinstellingen voor het maken van een naam voor het logische netwerk en het maken van een virtueel netwerk kunt u aanpassen. Zie Globale netwerkinstellingen configureren in VMM voor meer informatie, inclusief welke instellingen van toepassing zijn op VMware ESX-hosts en Citrix XenServer-hosts.

Tip

In VMM in System Center 2012 SP1 en System Center 2012 R2 zijn poortprofielen en logische switches nieuwe opties die voor netwerkconfiguraties beschikbaar zijn. Door poortprofielen en logische switches te gebruiken kunt u consistent identieke mogelijkheden voor netwerkadapters voor meerdere hosts configureren. In plaats van elke netwerkadapter met specifieke eigenschappen of mogelijkheden te configureren, kunt u de mogelijkheden opgeven in poortprofielen en logische switches, die u vervolgens op de relevante netwerkadapters kunt toepassen. Zie Poorten en switches voor VM-netwerken configureren in VMM voor meer informatie.

Zie de volgende onderwerpen voor informatie over hoe u hostnetwerkinstellingen configureert:

MAC-adresgroepen

VMM kan automatisch vaste MAC-adressen toewijzen aan nieuwe virtuele netwerkapparaten op virtuele Windows-machines die worden uitgevoerd op een beheerde Hyper-V-, VMware ESX- of Citrix XenServer-host.VMM heeft standaard twee vaste MAC-adresgroepen: de MAC-adresgroep (voor Hyper-V- en Citrix XenServer-hosts) en de VMware MAC-adresgroep (voor VMware ESX-hosts). De vaste MAC-standaardadresgroepen worden alleen gebruikt als u het MAC-adrestype voor een virtuele machine instelt op Statisch. Als de instelling voor de virtuele machine Dynamisch is, wordt het MAC-adres door de hypervisor toegewezen. U kunt de MAC-standaardadresgroepen gebruiken of aangepaste MAC-adresgroepen configureren die zijn afgestemd op specifieke hostgroepen.

Notitie

Zie Aangepaste MAC-adresgroepen maken in VMM voor informatie over hoe u vaste MAC-adresgroepen maakt.

Integratie van een IP-adresbeheerserver met VMM in System Center 2012 R2

Met System Center 2012 R2 kunt u een IP-adresbeheerserver met Windows Server® 2012 R2 toevoegen aan de resources in VMM. Wanneer VMM en IP-adresbeheer op deze manier worden geïntegreerd, worden de instellingen in VMM synchroon gehouden met instellingen die op de IP-adresbeheerserver worden opgeslagen. Zie Een IP-adresbeheerserver toevoegen aan VMM in System Center 2012 R2 voor meer informatie.

In deze sectie

Zie de volgende onderwerpen voor meer informatie over de manieren waarop u logische netwerken kunt gebruiken en voor illustraties van logische netwerken:

Als u logische netwerken wilt configureren, voltooit u de procedures in de volgende tabel.

Procedure Beschrijving
Globale netwerkinstellingen configureren in VMM Beschrijft hoe u standaardinstellingen voor VMM configureert voor het automatisch maken van logische en virtuele netwerken.
Een logisch netwerk maken in VMM Beschrijft hoe u een logisch netwerk maakt, inclusief hoe u netwerksites maakt en IP-subnetten en VLAN's toewijst.
Een logisch netwerk wijzigen of verwijderen in VMM Beschrijft hoe u een logisch netwerk wijzigt of verwijdert, inclusief gekoppelde netwerksites en IP-adresgroepen.
IP-adresgroepen maken voor logische netwerken in VMM Beschrijft hoe u groepen met vaste IP-adressen voor logische netwerken maakt. Deze groepen met IP-adressen worden beschikbaar gemaakt voor hosts, virtuele machines en services.
Aangepaste MAC-adresgroepen maken in VMM Beschrijft hoe u aangepaste MAC-adresgroepen maakt zodat deze beschikbaar zijn voor toewijzing aan virtuele machines.
Inactieve IP- of MAC-adressen vrijgeven in VMM Beschrijft hoe u inactieve adressen retourneert aan de IP-adres- of MAC-adresgroepen om deze beschikbaar te maken voor opnieuw toewijzen.
Een IP-adresbeheerserver toevoegen aan VMM in System Center 2012 R2 Beschrijft hoe u een IP-adresbeheerserver met Windows Server 2012 R2 toevoegt aan de resources in VMM zodat u de IP-adresbeheerserver gecoördineerd met VMM kunt gebruiken.

Volgende stappen na de configuratie van logische netwerken

Zie de onderwerpen over netwerken in de volgende tabel voor informatie over de volgende stappen die u moet uitvoeren nadat u logische netwerken hebt geconfigureerd.

Onderwerp Stap
Overzicht van het configureren van taakverdeling in VMM Configureer Load Balancers in uw gevirtualiseerde omgeving, indien dit nodig is.
Poorten en switches voor VM-netwerken configureren in VMM (voor System Center 2012 SP1 en System Center 2012 R2) Configureer poortprofielen en poortclassificaties en gebruik deze in logische switches zodat u de poortinstellingen consistent op uw netwerkadapters en virtuele netwerkadapters kunt toepassen. Nadat u poortinstellingen hebt geconfigureerd, configureert u logische switches en, indien nodig, switchuitbreidingen (voor Qos (Quality of Service), bewaking of beveiliging).
VM-netwerken en gateways configureren in VMM (voor System Center 2012 SP1 en System Center 2012 R2) Configureer VM-netwerken (boven op logische netwerken), waardoor u netwerkvirtualisatie of andere netwerkopties kunt gebruiken. In VM-netwerken waarin netwerkvirtualisatie wordt gebruikt, kunt u bovendien gateways gebruiken om de connectiviteit te vergroten.

Volgende stappen na de voltooiing van de netwerkconfiguratie

Zie de onderwerpen in de volgende tabel voor informatie over de volgende stappen die u moet uitvoeren nadat u de netwerkconfiguratie hebt voltooid.

Onderwerp Stap
De infrastructuurresources in VMM voorbereiden Configureer aanvullende infrastructuurresources, zoals opslag- en bibliotheekresources.
Hyper-V-hosts en uitbreidbare bestandsservers toevoegen en beheren in VMM 
 VMware ESX en Citrix XenServer beheren in VMM
Configureer hosts.
Virtuele machines en services maken en implementeren in VMM Implementeer virtuele machines, afzonderlijk of als onderdeel van een service.

Zie ook

Netwerken configureren in VMM
Overzicht van het configureren van logische netwerken in VMM
Geïllustreerd overzicht van het configureren van poorten en switches in VMM
VM-netwerken configureren in VMM: geïllustreerd overzicht