Delen via


De UNIX/Linux-agent beheren en configureren

 

Gepubliceerd: maart 2016

Van toepassing op: System Center 2012 R2 Operations Manager, System Center 2012 - Operations Manager, System Center 2012 SP1 - Operations Manager

In dit onderwerp worden opties beschreven voor het beheren en configureren van de UNIX/Linux-agent voor System Center – Operations Manager.

Agentmappen

  • De UNIX/Linux-agent wordt geïnstalleerd in de map: /opt/microsoft/scx/

  • De UNIX/Linux-agent onderhoudt logboekbestanden in de map: /var/opt/microsoft/scx/log/

  • Agentconfiguratiebestanden, met inbegrip van certificaten, worden opgeslagen in de map: /etc/opt/microsoft/scx/

Agentbeheerprogramma's

In deze sectie worden hulpprogramma's beschreven voor het beheren en configureren van de UNIX/Linux-agent.

De agentbeheerprogramma's uitvoeren

De hulpprogramma's voor het configureren van de UNIX/Linux-agent bevinden zich in de map:

/opt/microsoft/scx/bin/tools

Voordat de hulpprogramma's worden uitgevoerd, moet het bestand /opt/microsoft/scx/bin/tools/setup.sh worden opgevraagd. U kunt dit doen met de volgende opdracht:

. /opt/microsoft/scx/bin/tools/setup.sh

Scxadmin

Het hulpprogramma scxadmin wordt gebruikt voor het beheren van de status van de UNIX/Linux-agent (starten, stoppen of opnieuw starten) en voor beheren van de registratie die door de agent wordt uitgevoerd. U kunt het gebruik van het hulpprogramma weergeven met de volgende opdracht: scxadmin -?

# /opt/microsoft/scx/bin/tools/scxadmin -?

Usage: scxadmin
Generic options (for all commands)
  [-quiet]      Set quiet mode (no output)

        General Options
scxadmin -version

        Service Management
scxadmin {-start|-stop|-restart|-status}  [all|cimom|provider]

        Providers Management
scxadmin -config-list {RunAs}
scxadmin -config-set {RunAs} {CWD=<directory>|ChRootPath=<directory>|AllowRoot={true|false}}
scxadmin -config-reset {RunAs} [CWD|ChRootPath|AllowRoot]

        Log Configuration Management
scxadmin {-log-list|-log-rotate|-log-reset} [all|cimom|provider]
scxadmin -log-set [all|cimom|provider] {verbose|intermediate|errors}
scxadmin -log-set provider {{FILE:<path>|STDOUT}:<module-id>={SUPPRESS|ERROR|WARNING|INFO|TRACE|HYSTERICAL}}
scxadmin {-log-reset|-log-remove} provider [{FILE:<path>|STDOUT}]

Voorbeelden

De agent opnieuw starten:

cd /opt/microsoft/scx/bin/tools/
./scxadmin -restart

Alle registratie verhogen naar het niveau Tussenliggend:

cd /opt/microsoft/scx/bin/tools/
./scxadmin –log-set all intermediate

scxsslconfig

Het hulpprogramma scxsslconfig wordt gebruikt voor het genereren van het certificaat in /etc/opt/Microsoft/scx/ssl/. Dit hulpprogramma is nuttig voor het corrigeren van problemen waarbij de FQDN-naam niet kan worden vastgesteld bij de UNIX- of Linux-host zelf, of waarbij de FQDN die bekend is bij de UNIX/Linux-host niet overeenkomt met de FQDN die door de Operations Manager-server wordt gebruikt om de host te bereiken.

Notitie

Het gegenereerde certificaat moet worden ondertekend door Operations Manager zodat het in WS-Management-communicatie kan worden gebruikt. Als een eerder ondertekend certificaat moet worden overschreven, moet het certificaat weer worden ondertekend.

U kunt het gebruik van het hulpprogramma scxsslconfig weergeven met de volgende opdracht: scxsslconfig -?

# /opt/microsoft/scx/bin/tools/scxsslconfig -?
Usage: /opt/microsoft/scx/bin/tools/.scxsslconfig [-v] [-s days] [-e days] [-d domain] [-h host] [-g targetpath]

-v             - toggle debug flag
-g targetpath  - generate certificates in targetpath
-s days        - days to offset valid start date with (0)
-e days        - days to offset valid end date with (3650)
-f             - force certificate to be generated even if one exists
-d domain      - domain name
-h host        - host name
-b bits        - number of key bits
-?             - this help message

Voorbeelden

Het certificaat opnieuw genereren en daarbij het overschrijven van een bestaand certificaat afdwingen, met uitgebreide uitvoer:

cd /opt/microsoft/scx/bin/tools/
. setup.sh
/opt/microsoft/scx/bin/tools/scxsslconfig -f -v

Het certificaat opnieuw genereren en daarbij het overschrijven van een bestaand certificaat afdwingen, met een opgegeven hostnaam en DNS-domeinnaam:

cd /opt/microsoft/scx/bin/tools/
. setup.sh
/opt/microsoft/scx/bin/tools/scxsslconfig -f –h myserver –d contoso.com

Aanvullende onderwerpen over configuratie

SSL-versleutelingen

Indien gewenst kan de lijst met SSL-versleutelingen die door de UNIX/Linux-agent wordt gebruikt, worden aangepast. Raadpleeg voor meer informatie over deze configuratie het onderwerp Configuring SSL Ciphers (SSL-versleutelingen configureren).

Universal Linux – Naam/versie van besturingssysteem

De Universal Linux-agent, die Linux-besturingssystemen zoals CentOS, Debian GNU/Linux, Oracle Linux en Ubuntu Server ondersteunt, parseert releasebestanden om de naam en versie van het besturingssysteem van de host vast te stellen. Indien nodig kunnen deze eigenschappen worden aangepast. Als u de eigenschappen van het besturingssysteem die voor een Universal Linux-agent aan Operations Manager worden gepresenteerd wilt wijzigen, gebruikt u de volgende procedure:

Maak het bestand disablereleasefileupdates in de map: /etc/opt/microsoft/scx/conf/.

touch /etc/opt/microsoft/scx/conf/disablereleasefileupdates

Als dit bestand bestaat, probeert de agent niet om de eigenschappen van het besturingssysteem te wijzigen die worden geretourneerd aan Operations Manager. Dit zorgt ervoor dat de aanpassingen worden behouden.

Bewerk het bestand scx-release in de map: /etc/opt/microsoft/scx/conf. Dit bestand heeft de indeling:

OSName=CentOS
OSVersion=6.0
OSFullName=CentOS 6.0 (x86_64)
OSAlias=UniversalR
OSManufacturer=

De waarden van de eigenschappen OSName, OSVersion en OSFullName kunnen worden bewerkt om aangepaste waarden te weerspiegelen.

Notitie

De eigenschap OSAlias mag niet worden bewerkt. Alle eigenschappen in dit bestand (behalve OSManufacturer) zijn verplicht en mogen niet null zijn.