Opstartinstallatiekopieën beheren in Configuration Manager
Van toepassing op: System Center 2012 Configuration Manager, System Center 2012 Configuration Manager SP1, System Center 2012 Configuration Manager SP2, System Center 2012 R2 Configuration Manager, System Center 2012 R2 Configuration Manager SP1
Gebruik de procedures in dit onderwerp om de opstartinstallatiekopieën te beheren in uw System Center 2012 Configuration Manager-omgeving. Deze installatiekopieën worden gebruikt om de doelcomputer op te starten wanneer u een besturingssysteem implementeert.
Gebruik de volgende secties voor het beheren van opstartinstallatiekopieën:
Opstartinstallatiekopieën toevoegen
Hoe kunt u opgeven waar opstartinstallatiekopieën worden gedistribueerd
Een opstartinstallatiekopie wijzigen
Configureren van meerdere talen voor de implementatie van de opstartinstallatiekopie
Aanvullende acties voor het beheren van opstartinstallatiekopieën
Opstartinstallatiekopieën toevoegen
Opstartinstallatiekopieën in Configuration Manager zonder servicepack gebruiken Windows PE gebaseerd op Windows 7 en worden gemaakt door gebruik te maken van Pakket voor automatische Windows-installaties (Windows AIK). Beginnend met Configuration Manager SP1, gebruiken opstartinstallatiekopieën Windows PE gebaseerd op Windows 8 en worden gemaakt door gebruik te maken van Windows Assessment and Deployment Kit (Windows ADK). Er treedt een fout op wanneer u probeert om een opstartinstallatiekopie toe te voegen die niet gemaakt werd door de juiste hulpprogramma's te gebruiken. In Configuration Manager SP1 zal bijvoorbeeld een fout optreden indien u probeert een installatiekopie toe te voegen die gemaakt werd door Windows AIK te gebruiken. Bovendien zal de takenreeks falen als u een takenreeks implementeert die opstartinstallatiekopieën gebruikt die gemaakt werden door gebruik te maken van Windows ADK voor een site die doorgaat met Configuration Manager uit te voeren zonder servicepack. Zie Interoperabiliteit bij de implementatie van besturingsystemen plannen voor meer informatie over installatiekopieën in een Configuration Manager-hiërarchie met sites waarop zowel Configuration Manager SP1 als Configuration Manager zonder servicepack wordt uitgevoerd.
Elke versie van Microsoft System Center 2012 Configuration Manager ondersteunt opstartinstallatiekopieën van opstartinstallatiekopieën van het Pakket voor automatische Windows-installaties (Windows AIK) of de Windows Assessment and Deployment Kit (Windows ADK). Tijdens site-installatie, start Configuration Manager automatisch opstartinstallatiekopieën die gebaseerd zijn op een Windows PE-versie van de ondersteunde versie van Windows AIK of Windows ADK. Afhankelijk van de versie van Configuration Manager, kunt u in staat zijn om opstartinstallatiekopieën toe te voegen gebaseerd op een andere Windows PE-versie van de ondersteunde versie van Windows AIK of Windows ADK. De volgende tabel geeft een lijst van de Configuration Manager-versies, de ondersteunde versie van Windows AIK of Windows ADK, de Windows PE-versie van de opstartinstallatiekopie die Configuration Manager toevoegt aan de Configuration Manager-console tijdens site-installatie en de Windows PE-versies van opstartinstallatiekopieën die u kunt toevoegen aan de Configuration Manager-console.
Configuration Manager versie |
Windows AIK of Windows ADK-versie |
Windows PE-versie van de opstartinstallatiekopie die Configuration Manager toevoegt aan de Configuration Manager-console tijdens site-installatie |
Windows PE-versies van opstartinstallatiekopieën die u kunt toevoegen aan de Configuration Manager-console |
---|---|---|---|
System Center 2012 Configuration Manager zonder servicepack |
Windows AIK voor Windows 7 |
Windows PE 3 |
geen |
System Center 2012 Configuration Manager met SP1 |
Windows ADK voor Windows 8 |
Windows PE 4 |
geen |
System Center 2012 Configuration Manager met SP1 en cumulatieve update 2 |
Windows ADK voor Windows 8 |
Windows PE 4 |
Windows PE 3.11 |
System Center 2012 Configuration Manager met SP1 en cumulatieve update 3 |
Windows ADK voor Windows 8 |
Windows PE 4 |
Windows PE 3.11 en Windows PE 5 |
System Center 2012 R2 Configuration Manager |
Windows ADK voor Windows 8,1 |
Windows PE 5 |
Windows PE 3.11 |
1 U kunt alleen een opstartinstallatiekopie aan Configuration Manager toevoegen wanneer deze is gebaseerd op Windows PE 3.1. Installeer Windows AIK Supplement voor Windows 7 SP1 om een upgrade van Windows AIK voor Windows 7 (gebaseerd op Windows PE 3) naar Windows AIK Supplement voor Windows 7 SP1 (gebaseerd op Windows PE 3.1) uit te voeren. U kunt Windows AIK Supplement voor Windows 7 SP1 downloaden via het Microsoft Downloadcentrum.
Om een opstartinstallatiekopie toe te voegen, moet u het pad kennen waarop de opstartinstallatiekopie (.WIM-bestand) geïnstalleerd is. Indien het WIM-bestand meerdere opstartinstallatiekopieën bevat, kunt u de nieuwe opstartinstallatiekopie selecteren die u vanuit het WIM-bestand toevoegen.
Gebruik de volgende procedure om een opstartinstallatiekopie toe te voegen.
Een opstartinstallatiekopie toevoegen
-
Klik op Softwarebibliotheek in de Configuration Manager-console.
-
Vouw Besturingssystemen uit in de werkruimte Softwarebibliotheek en klik vervolgens op Installatiekopieën.
-
Klik op Installatiekopie toevoegen in het tabblad Start in de groep Maken om de wizard Installatiekopie toevoegen te starten.
-
Geef op de pagina Gegevensbron de volgende opties op en klik op Volgende.
- Geef in het vakje **Pad** het pad op naar het WIM-bestand van de opstartinstallatiekopie. Klik op **Bladeren** om een specifiek bestand van de opstartinstallatiekopie te zoeken. Het opgegeven pad moet een geldig netwerkpad zijn in UNC-indeling. Bijvoorbeeld: **\\\\servername\\\<sharename\>\\bootimage.wim**. - Selecteer de vereiste opstartinstallatiekopie vanuit de **Opstartinstallatiekopie** vervolgkeuzelijst. Als het WIM-bestand meerdere installatiekopieën bevat, wordt elke installatiekopie vermeld.
-
Geef op de pagina Algemeen de volgende opties op en klik vervolgens op Volgende.
- Geef in het venster **Naam** een unieke naam op voor de installatiekopie. - Geef in het venster **Versie** een uniek versienummer op voor de installatiekopie. - Geef in het veld **Opmerking** een korte beschrijving van hoe de installatiekopie wordt gebruikt.
-
Voltooi de wizard.
De opstartinstallatiekopie is nu opgenomen in het knooppunt Opstartinstallatiekopie van de Configuration Manager-console. Vóór u evenwel de opstartinstallatiekopie kunt gebruiken om een besturingssysteem te implementeren, moet u de opstartinstallatiekopie verdelen naar distributiepuntgroepen of naar verzamelingen die gekoppeld zijn met distributiepuntgroepen.
Notitie
Wanneer u het knooppunt Installatiekopie in de Configuration Manager-console selecteert, wordt in de kolom Grootte (kB) de gedecomprimeerde grootte voor elke installatiekopie weergegeven. Wanneer evenwel Configuration Manager een opstartinstallatiekopie over het netwerk zendt, zendt het een gecomprimeerde kopie van de installatiekopie, die typisch veel kleiner is dan de grootte die in de kolom Grootte (KB) van de lijst voorkomt.
Hoe kunt u opgeven waar opstartinstallatiekopieën worden gedistribueerd
Om de opstartinstallatiekopie te distribueren, moet u opgeven waar de Configuration Manager-client toegang zal hebben tot de opstartinstallatiekopie. U kunt enkele distributiepunten, distributiepuntgroepen of verzamelingen die zijn gekoppeld met distributiepunten opgeven. Zie Inhoud op distributiepunten distribueren voor meer informatie over het distribueren van inhoud in Configuration Manager.
Gebruik de volgende procedure om te specificeren waar de opstartinstallatiekopie gedistribueerd is.
Opgeven waar de opstartinstallatiekopie is gedistribueerd
-
Selecteer in het knooppunt Opstartinstallatiekopieën de objecten van de opstartinstallatiekopie dit u wilt implementeren.
-
Klik op het tabblad Start in de groep Implementatie op Inhoud distribueren om de wizard Inhoud distribueren te starten.
-
Selecteer op de pagina Algemeen, in het vakje Inhoud, de installatiekopie die u wilt distribueren en klik vervolgens op Volgende.
-
Klik op Toevoegen op de pagina Doel van inhoud, en selecteer dan Verzamelingen, Distributiepunt, of Distributiepuntgroep om een lijst weer te geven van de beschikbare verzamelingen die gekoppeld zijn met distributiepunten en distributiepuntgroepen.
-
Selecteer de verzamelingen, distributiepunten en distributiepuntgroepen waar de opstartinstallatiekopie gedistribueerd zal worden en klik dan op OK.
-
Klik op Volgende.
-
Voltooi de wizard.
Een opstartinstallatiekopie wijzigen
U kunt de instellingen van de opstartinstallatiekopieën wijzigen die voorkomen op een lijst onder het knooppunt Opstartinstallatiekopie. Dit omvat de opstartinstallatiekopieën die u maakt en de standaardopstartinstallatiekopieën die geleverd worden door Configuration Manager. Deze instellingen zijn geconfigureerd door de pagina Eigenschappen te gebruiken van het object opstartinstallatiekopie.
Veel van de instellingen van de opstartinstallatiekopie zijn zelfverklarend, zoals de Naam-, Versie- de Commentaar-instellingen op het tabblad Algemeen van de pagina Eigenschappen. Gebruik de volgende procedure om de eigenschappen van een opstartinstallatiekopie te wijzigen.
De eigenschappen van een opstartinstallatiekopie wijzigen
-
Klik op Softwarebibliotheek in de Configuration Manager-console.
-
Vouw Besturingssystemen uit in de werkruimte Softwarebibliotheek en klik vervolgens op Installatiekopieën.
-
Selecteer de opstartinstallatiekopie die u wilt wijzigen.
-
Klik op Eigenschappen op het tabblad Start in de groep Eigenschappen, om het dialoogvenster Eigenschappen voor de opstartinstallatiekopie te openen.
-
Stel één van de volgende instellingen in om het gedrag van de opstartinstallatiekopie te wijzigen:
- Klik op **Opnieuw laden** op het tabblad **Installatiekopieën**, indien u de eigenschappen van de opstartinstallatiekopie hebt gewijzigd door gebruik te maken van een extern hulpprogramma. - Voeg, op het tabblad **Stuurprogramma's** de Windows apparaatstuurprogramma's toe, die vereist zijn om Windows PE op te starten. Overweeg het volgende wanneer u apparaatstuurprogramma's toevoegt: - Voeg, als best practice, enkel NIC en stuurprogramma's voor massaopslag toe voor de opstartinstallatiekopie, tenzij er vereisten zijn dat andere stuurprogramma's deel uitmaken van Windows PE. - Voeg enkel NIC en stuurprogramma's voor massaopslag toe die niet ondersteund worden door Windows PE, omdat in Windows PE al veel ingebouwde stuurprogramma's zijn. - Verzeker u dat de stuurprogramma's die u toevoegt aan de opstartinstallatiekopie Windows 7 of Windows Server 2008 R2 stuurprogramma's zijn en dat ze overeenkomen met de architectuur van de opstartinstallatiekopie. - Beginnen met System Center 2012 Configuration Manager SP2: **Stuurprogramma's die niet overeenkomen met de architectuur van de installatiekopie verbergen**: Gebruik deze instelling om alleen de stuurprogramma's voor de architectuur van de installatiekopie weer te geven. De architectuur is gebaseerd op de architectuur die wordt vermeld in het INF-bestand van de fabrikant. - Beginnen met System Center 2012 Configuration Manager SP2: **Stuurprogramma’s buiten een opslag- of netwerkklasse verbergen (voor installatiekopieën)**: Gebruik deze instelling om alleen opslag- en netwerkstations weer te geven en andere stuurprogramma's die doorgaans niet nodig zijn voor installatiekopieën, zoals een video- of modemstuurprogramma, te verbergen. - Beginnen met System Center 2012 Configuration Manager SP2: **Stuurprogramma's die niet digitaal zijn ondertekend verbergen**: Gebruik deze instelling om stuurprogramma's die niet digitaal zijn ondertekend, te verbergen. <div class="alert"> > [!NOTE] > <P>U moet apparaatstuurprogramma's importeren in de stuurprogrammacatalogies, vóór u ze toevoegt aan de opstartinstallatiekopie. Raadpleeg de sectie <A href="hh301101(v=technet.10).md">Windows-apparaatstuurprogramma's importeren in de stuurprogrammacatalogus</A> in het onderwerp <A href="hh301101(v=technet.10).md">De stuurprogrammacatalogus beheren in Configuration Manager</A>, voor informatie over hoe apparaatstuurprogramma's te importeren.</P> </div> - Selecteer op het tabblad **Aanpassen** één van de volgende instellingen: - Selecteer het selectievakje **Schakel prestart-opdrachten in** om een uit te voeren opdracht op te geven vóór de takenreeks uitgevoerd wordt. Wanneer prestart-opdrachten ingeschakeld zijn, kunt u de opdrachtregel opgeven die uitgevoerd wordt, opgeven of er ondersteuningsbestanden nodig zijn om de opdracht uit te voeren en de bronlocatie van deze ondersteuningsbestanden. <div class="alert"> > [!TIP] > <P>Voeg <STRONG>cmd /c</STRONG> toe aan het begin van de opdrachtregel om te vermijden dat men de exacte plaats op de media moet opgeven voor de prestart-opdrachtbestanden.</P> </div> <div class="alert"> > [!TIP] > <P>Gedurende de takenreeks voor het maken van de media, schrijft de takenreeks de pakket-id en prestart-opdrachtregel, inclusief de waarde voor eventuele takenreeksvariabelen, naar het logboekbestand CreateTSMedia.log op de computer waarop de Configuration Manager-console wordt uitgevoerd. U kunt dit logboekbestand controleren om de waarde voor de takenreeksvariabelen te verifiëren.</P> </div> - Zet de **Windows PE achtergrond**-instellingen in om op te geven of u de standaard Windows PE achtergrond wenst te gebruiken of een aangepaste achtergrond. - Selecteer het selectievakje **Schakel de opdrachtondersteuning in (alleen testen)** om een opdrachtprompt te openen door gebruik te maken van de **F8**-toets terwijl de opstartinstallatiekopie geïmplementeerd is. Dit is nuttig voor de probleemoplossing als u uw implementatie test. Het gebruik van deze instelling in een productie-implementatie wordt niet aanbevolen. - Voor System Center 2012 Configuration Manager SP1 en later: Configureer de Windows PE scratchruimte, die tijdelijke opslag is (RAM-station) die gebruikt wordt door Windows PE. Bijvoorbeeld, wanneer een toepassing wordt uitgevoerd in Windows PE en tijdelijke bestanden moet schrijven, stuurt Windows PE de bestanden naar de scratchruimte in het geheugen om de aanwezigheid van een harde schijf te simuleren. Standaard wijst Windows PE 32 megabytes (MB) toe aan beschrijfbaar geheugen. - Update één van de volgende instellingen op het tabblad **Gegevensbron**: - Stel de selectievakjes **Pad voor installatiekopie** en **Installatiekopie-index** in op wijziging van het bronbestand van de opstartinstallatiekopie. - Selecteer het selectievakje **Update distributiepunten volgens een planning** om een planning te maken voor wanneer het opstartinstallatiekopie-pakket geüpdatet is. - Selecteer het selectievakje **Inhoud in clientcache permanent behouden** indien u niet wilt dat de inhoud van dit pakket vrijgegeven wordt van de clientcache om ruimte te maken voor andere inhoud. - Selecteer het selectievakje **Binaire differentiële replicatie inschakelen** om te specificeren dat enkel gewijzigde bestanden gedistribueerd worden wanneer het opstartinstallatiekopie-pakket geüpdatet is op het distributiepunt. Deze instelling minimaliseert het netwerkverkeer tussen sites, in het bijzonder wanneer het opstartinstallatiekopie-pakket groot is en de wijzigingen relatief gering zijn. - Selecteer het selectievakje **Implementeer deze opstartinstallatiekopie van het PXE-servicepunt** als de opstartinstallatiekopie gebruikt wordt in een PXE-implementatie. <div class="alert"> > [!NOTE] > <P>Zie <A href="hh397405(v=technet.10).md">Met PXE geïnitieerde implementaties van besturingssystemen plannen in Configuration Manager</A> voor meer informatie over PXE-implementaties.</P> </div> - Selecteer één van de volgende instellingen op het tabblad **Gegevenstoegang**: - Stel de **Instellingen van pakketshare** in als u wenst dat clients de inhoud in dit pakket installeren vanuit het netwerk. - Stel de **Pakket update-instellingen** in om op te geven hoe u wilt dat Configuration Manager gebruikers ontkoppelt van het distributiepunt.Configuration Manager kan de installatiekopie mogelijk niet bijwerken wanneer gebruikers verbonden zijn met het distributiepunt. - Selecteer één van de volgende instellingen op het tabblad **Distributie-instellingen**: - Geef in de lijst **Distributieprioriteit** het prioriteitsniveau op dat u wenst dat Configuration Manager gebruikt wanneer meerdere pakketten worden gedistribueerd naar hetzelfde distributiepunt. - Selecteer het selectievakje **Distribueer de inhoud van dit pakket naar voorkeursdistributiepunten** indien u wenst inhouddistributie op aanvraag naar voorkeursdistributiepunten. Wanneer deze instelling ingeschakeld is, distribueert het beheerpunt de inhoud naar alle voorkeurdistributiepunten wanneer een client de inhoud voor het pakket opvraagt en de inhoud niet beschikbaar is op om het even welk voorkeursdistributiepunt. <div class="alert"> > [!NOTE] > <P>Zie de sectie <A href="gg712321(v=technet.10).md">Planning voor de gewenste distributiepunten en terugval</A> in het onderwerp <A href="gg712321(v=technet.10).md">Inhoudsbeheer plannen in Configuration Manager</A> voor meer informatie over de voorkeursdistributiepunten en de inhoud op aanvraag.</P> </div> - Stel de **Instellingen voorbereid distributiepunt** in om op te geven hoe u wilt de opstartinstallatiekopie gedistribueerd zien naar distributiepunten die ingeschakeld zijn voor voorbereide inhoud. <div class="alert"> > [!NOTE] > <P>Zie de sectie <A href="gg712694(v=technet.10).md">Inhoud voorbereiden</A> in het onderwerp <A href="gg712694(v=technet.10).md">Bewerkingen en onderhoud voor inhoudsbeheer in Configuration Manager</A> voor meer informatie over voorbereide inhoud.</P> </div> - Selecteer, op het tabblad **Content Locations**, het distributiepunt of distributiepuntgroep en voer één van de volgende acties uit: - Klik op **Herverdelen** om de opstartinstallatiekopie opnieuw te distribueren naar het geselecteerde distributiepunt of distributiepuntgroep. - Klik op **Valideer** om de integriteit te controleren van het opstartinstallatiekopiepakket op het geselecteerde distributiepunt of de geselecteerde distributiepuntgroep. - Voor System Center 2012 Configuration Manager SP1 en later: Geef, op het tabblad **Optionele componenten** de onderdelen op die toegevoegd zijn aan Windows PE voor gebruik met Configuration Manager. Voor meer informatie over beschikbare optionele onderdelen, zie het onderwerp [Een Windows PE-installatiekopie bouwen met optionele onderdelen](https://go.microsoft.com/fwlink/p/?linkid=264385) in de [Windows 8 documentatiebibliotheek](https://go.microsoft.com/fwlink/p/?linkid=264386). - Selecteer op het tabblad **Beveiliging** een gebruiker met beheerdersrechten en wijzig de operaties die ze kunnen uitvoeren.
-
Klik op OK nadat u de eigenschappen hebt geconfigureerd.
Configureren van meerdere talen voor de implementatie van de opstartinstallatiekopie
Voor System Center 2012 Configuration Manager SP1 en later:
Door de takenreeks weergegeven tekst in Configuration Manager zonder servicepack is altijd in de taal van Windows PE, wanneer Windows PE wordt gebruikt. Voor de ondersteuning van meerdere talen moet u meerdere installatiekopieën voor opstarten maken en implementeren.
Vanaf Configuration Manager SP1 zijn installatiekopieën voor opstarten taalonafhankelijk. Hierdoor kunt u één opstartinstallatiekopie gebruiken die de tekst van de takenreeks in meerdere talen weergeeft wanneer Windows PE wordt gebruikt, als u de toepasselijke taalondersteuning uit optionele onderdelen van Windows PE opneemt en de toepasselijke takenreeksvariabele zo instelt, dat deze aangeeft welke taal weer te geven is. De taal van het besturingssysteem dat u implementeert, is onafhankelijk van de taal die wordt weergegeven wanneer Windows PE wordt gebruikt, ongeacht de Configuration Manager-versie. De aan de gebruiker weergegeven taal wordt als volgt bepaald:
Wanneer een gebruiker de takenreeks uitvoert vanuit een bestaand besturingssysteem,wordt in Configuration Manager automatisch de taal gebruikt die voor de gebruiker is geconfigureerd. Wanneer de takenreeks automatisch wordt uitgevoerd als gevolg van een verplichte implementatiedeadline, wordt in Configuration Manager de taal van het besturingssysteem gebruikt.
U kunt voor implementaties van besturingssystemen die PXE of media gebruiken de id-waarde van de taal instellen in de variabele SMSTSLanguageFolder als onderdeel van een prestart-opdracht. Wanneer de computer wordt opgestart in Windows PE, worden berichten in de door u in de variabele opgegeven taal weergegeven. Als er een fout optreedt bij het openen van het bronbestand voor de taal in de opgegeven map of u de variabele niet instelt, worden berichten in de Windows PE-taal weergegeven.
Notitie
Wanneer de media met een wachtwoord zijn beschermd, wordt de tekst waarin de gebruiker wordt gevraagd om het wachtwoord altijd weergegeven in de Windows PE-taal.
U kunt met behulp van de volgende procedure de Windows PE-taal instellen voor implementaties van door PXE of media geactiveerde besturingssystemen.
De Windows PE-taal instellen voor implementaties van door PXE of media geactiveerde besturingssystemen
-
Controleer of het toepasselijke bronbestand (tsres.dll) voor de takenreeks zich in de betreffende taalmap op de siteserver bevindt, voordat u de opstartinstallatiekopie bijwerkt. Het Engels bronbestand bevindt zich bijvoorbeeld op de volgende locatie: <ConfigMgrInstallationFolder>\OSD\bin\x64\00000409\tsres.dll.
-
Als onderdeel van uw prestart-opdracht stelt u de variabele voor de SMSTSLanguageFolder-omgeving in op de juiste taal-id. De taal-id moet worden opgegeven met decimale tekens en geen hexadecimale tekens. Als u bijvoorbeeld de taal-id op Engels wilt instellen, zou u een decimale waarde 1033 moeten opgeven in plaats van de hexadecimale waarde 00000409 die wordt gebruikt voor de mapnaam.
Aanvullende acties voor het beheren van opstartinstallatiekopieën
U kunt naast het toevoegen van opstartinstallatiekopieën en het opgeven van mogelijke distributiepunten de acties op de opstartinstallatiekopieën ondernemen die in de lijst Opstartinstallatiekopie zijn vermeld. Deze acties omvatten het volgende:
Actie |
Beschrijving |
---|---|
Verwijderen |
Hiermee wordt de installatiekopie uit het knooppunt Opstartinstallatiekopie verwijderd en wordt tevens de installatiekopie uit de gekoppelde distributiepunten verwijderd. |
Distributiepunten bijwerken |
Hiermee wordt de wizard Distributiepunten bijwerken gestart. Via deze actie wordt de opstartinstallatiekopie bijgewerkt op de distributiepunten waarnaar deze is gedistribueerd. De pakketversie is stapsgewijs verhoogd en de distributiepunten worden uitsluitend met de bestanden bijgewerkt die zijn gewijzigd in het pakket. |
Voorbereid inhoudsbestand maken |
Hiermee wordt de wizard Voorbereid inhoudsbestand maken gestart om de inhoud van de opstartinstallatiekopie voor te bereiden. Zie de sectie Inhoud voorbereiden in het onderwerp Bewerkingen en onderhoud voor inhoudsbeheer in Configuration Manager voor informatie over het maken van een voorbereid inhoudsbestand. |
Toegangsaccounts beheren |
Hiermee wordt het dialoogvenster Toegangsaccounts beheren geopend, waar u een toegangsaccount aan een opstartinstallatiekopie kunt toevoegen, de toegangsrechten voor een account kunt bewerken of een toegangsaccount uit een opstartinstallatiekopie verwijderen. Zie Technische naslaginformatie voor gebruikte accounts in Configuration Manager voor meer informatie over het pakkettoegangsaccount. |
Verplaatsen |
Hiermee wordt de opstartinstallatiekopie verplaatst naar een andere map. |