Delen via


Audit gebeurtenisklasse voor afgeleide machtigingen van objecten

Van toepassing op:SQL ServerAzure SQL DatabaseAzure SQL Managed Instance

De Audit Object Derived Permission-gebeurtenisklasse registreert wanneer een CREATE-, ALTER- of DROP-commando wordt gegeven voor een gespecificeerd object. Dit evenement treedt alleen op als het object geen rechten of direct aan eigenaren gekoppeld is.

Deze event class kan worden verwijderd in een toekomstige versie van SQL Server. Het wordt aanbevolen om in plaats daarvan de Audit Schema Object Management gebeurtenisklasse te gebruiken.

Audit Object Derived Permission Event Klasse Data Columns

Naam van gegevenskolom Gegevenstype Description Kolom-id Filterbaar
ApplicationName nvarchar Naam van de clienttoepassing die de verbinding met een exemplaar van SQL Server heeft gemaakt. Deze kolom wordt gevuld met de waarden die door de toepassing worden doorgegeven in plaats van de weergegeven naam van het programma. 10 Yes
ClientProcessID int De id die door de hostcomputer is toegewezen aan het proces waarop de clienttoepassing wordt uitgevoerd. Deze gegevenskolom wordt ingevuld als de clientproces-id wordt opgegeven door de client. 9 Yes
DatabaseID int ID van de database die door de USE-database-instructie wordt gespecificeerd, of de standaarddatabase, als er voor een bepaalde instantie geen USE-database-instructie is uitgegeven. SQL Server Profiler toont de naam van de database als de ServerName-datakolom in de trace wordt vastgelegd en de server beschikbaar is. Bepaal de waarde voor een database met behulp van de functie DB_ID. 3 Yes
DatabaseName- nvarchar Naam van de database waarin de gebruikersinstructie wordt uitgevoerd. 35 Yes
DBUserName nvarchar De gebruikersnaam van de uitgever in de database. 40 Yes
EventClass int Type evenement = 118. 27 Nee.
EventSequence int Volgorde van een bepaalde gebeurtenis binnen de aanvraag. 51 Nee.
EventSubClass int Type gebeurtenis-subklasse.

1=Creƫren

2=Alter

3=Drop

4=Dump

11=Laden
21 Yes
HostNaam nvarchar Naam van de computer waarop de client wordt uitgevoerd. Deze gegevenskolom wordt ingevuld als de hostnaam wordt opgegeven door de client. Om de hostnaam te bepalen, gebruik je de functie HOST_NAME. 8 Yes
IsSystem int Geeft aan of de gebeurtenis heeft plaatsgevonden in een systeemproces of een gebruikersproces. 1 = systeem, 0 = gebruiker. 60 Yes
Lijnnummer int Toont het nummer van de regel met de fout. 5 Yes
LoginNaam nvarchar Naam van de inloggegevens van de gebruiker (ofwel de beveiligingslogin van SQL Server of de Microsoft Windows-inloggegevens in de vorm van DOMEIN\gebruikersnaam). 11 Yes
LoginSid image Beveiligingsidentificatienummer (SID) van de aangemelde gebruiker. Je kunt deze informatie vinden in de catalogusweergave van de sys.server_principals . Elke SID is uniek voor elke aanmelding op de server. 41 Yes
NestLevel int Geheel getal dat de door @@NESTLEVEL teruggegeven gegevens weergeeft. 29 Yes
NTDomainName nvarchar Windows-domein waartoe de gebruiker behoort. 7 Yes
NTUserName nvarchar Windows-gebruikersnaam. 6 Yes
Objectname nvarchar Naam van het object dat wordt aangemaakt, aangepast of verwijderd. 34 Yes
ObjectType int Waarde die het type object vertegenwoordigt dat bij het evenement betrokken is. Deze waarde komt overeen met de typekolom in de sys.objects catalogusweergave. Voor waarden, zie ObjectType Trace Event Column. 28 Yes
EigenaarNaam nvarchar Databasegebruikersnaam van de objecteigenaar van het object dat wordt aangemaakt, aangepast of verwijderd. 37 Yes
RequestID int Id van de aanvraag met de instructie. 49 Yes
Servernaam nvarchar De naam van het exemplaar van SQL Server dat wordt getraceerd. 26 Nee.
SessionLoginName nvarchar Aanmeldingsnaam van de gebruiker die de sessie heeft gestart. Als je bijvoorbeeld verbinding maakt met SQL Server via Login1 en een instructie uitvoert als Login2, toont SessionLoginName Login1 en LoginName Login2 . In deze kolom worden zowel SQL Server- als Windows-aanmeldingen weergegeven. 64 Yes
SPID int Id van de sessie waarop de gebeurtenis heeft plaatsgevonden. 12 Yes
StartTime datetime Tijdstip waarop de gebeurtenis is gestart, indien beschikbaar. 14 Yes
Succes int 1 = succes. 0 = mislukking. Bijvoorbeeld, een waarde van 1 geeft het succes van een permissiecontrole aan en een waarde van 0 duidt falen van die controle aan. 23 Yes
TextData ntext SQL-tekst van de instructie. 1 Yes
TransactionID bigint Door het systeem toegewezen id van de transactie. 4 Yes
XactSequence bigint Token dat wordt gebruikt om de huidige transactie te beschrijven. 50 Yes

Zie ook

Uitgebreide gebeurtenissen
sp_trace_setevent (Transact-SQL)
Audit Schema Object Management Event Class