Delen via


Gebeurtenisklasse voor automatische statistieken

Van toepassing op:SQL ServerAzure SQL DatabaseAzure SQL Managed InstanceSQL-database in Microsoft Fabric

De Auto Stats gebeurtenisklasse geeft aan dat er een automatische update van index- en kolomstatistieken heeft plaatsgevonden. Auto Stats activeert ook wanneer statistieken worden geladen voor gebruik door de optimizer.

Autostatistiek Event Class Data Columns

Naam van gegevenskolom Gegevenstype Description Kolom-id Filterbaar
ApplicationName nvarchar Naam van de clienttoepassing die de verbinding met een exemplaar van SQL Server heeft gemaakt. Deze kolom wordt gevuld met de waarden die door de toepassing worden doorgegeven in plaats van de weergegeven naam van het programma. 10 Yes
ClientProcessID int De id die door de hostcomputer is toegewezen aan het proces waarop de clienttoepassing wordt uitgevoerd. Deze datakolom wordt ingevuld als de client de clientproces-ID opgeeft. 9 Yes
DatabaseID int Identificatie van de database gespecificeerd door de USE-database-instructie of de standaarddatabase als er geen USE-database-instructie is uitgegeven voor een bepaalde instantie. SQL Server Profiler toont de naam van de database als de ServerName-datakolom in de trace wordt vastgelegd en de server beschikbaar is. Bepaal de waarde voor een database met behulp van de functie DB_ID. 3 Yes
DatabaseName- nvarchar Naam van de database waarin de gebruikersinstructie wordt uitgevoerd. 35 Yes
Duration bigint Hoeveelheid tijd (in microseconden) die door het evenement wordt genomen. 13 Yes
EndTime datetime Tijd waarop het evenement eindigde. 15 Yes
Error int Foutnummer van een bepaalde gebeurtenis. Vaak is dit het foutnummer dat wordt opgeslagen in de sys.messages-catalogusweergave . 31 Yes
EventClass int Type evenement = 58. 27 Nee.
EventSequence int Volgorde van een bepaalde gebeurtenis binnen de aanvraag. 51 Nee.
EventSubClass int Type gebeurtenis-subklasse:

1: Statistieken die synchroon worden aangemaakt/bijgewerkt; De kolom TextData geeft aan welke statistieken en of deze zijn aangemaakt of bijgewerkt

2: Asynchrone statistiekenupdate; Baan in de rij.

3: Update van asynchrone statistieken; Baan begint.

4: Asynchrone statistieken update; Werk volbracht.
21 Yes
GroupID int Id van de workloadgroep waarin de SQL Trace-gebeurtenis wordt geactiveerd. 66 Yes
HostNaam nvarchar Naam van de computer waarop de client wordt uitgevoerd. Deze gegevenskolom wordt ingevuld als de hostnaam wordt opgegeven door de client. Om de hostnaam te bepalen, gebruik je de functie HOST_NAME. 8 Yes
IndexID int ID voor de index-/statistiekvermelding van het object dat door het evenement wordt getroffen. Om de index-ID van een object te bepalen, gebruikt u de index_id kolom van de sys.indexes catalogusweergave. 24 Yes
IntegerData int Aantal statistiekenverzamelingen die succesvol zijn bijgewerkt. vijfentwintig Yes
IntegerData2 int Functie-sequentienummer. 55 Yes
IsSystem int Geeft aan of de gebeurtenis heeft plaatsgevonden in een systeemproces of een gebruikersproces. 1 = systeem, 0 = gebruiker. 60 Yes
LoginNaam nvarchar Naam van de inlog van de gebruiker (ofwel SQL Server beveiligingslogin of de Windows-inloggegevens in de vorm van DOMEIN\gebruikersnaam). 11 Yes
LoginSid image Beveiligingsidentificatienummer (SID) van de aangemelde gebruiker. Je kunt deze informatie vinden in de catalogusweergave van de sys.server_principals . Elke SID is uniek voor elke aanmelding op de server. 41 Yes
NTDomainName nvarchar Windows-domein waartoe de gebruiker behoort. 7 Yes
NTUserName nvarchar Windows-gebruikersnaam. 6 Yes
ObjectID int Systeem-toegewezen ID van het object. 22 Yes
RequestID int De ID van het verzoek met de verklaring. 49 Yes
Servernaam nvarchar De naam van het exemplaar van SQL Server dat wordt getraceerd. 26 Nee.
SessionLoginName nvarchar Inlognaam van de gebruiker die de sessie is begonnen. Als je bijvoorbeeld verbinding maakt met SQL Server via Login1 en een instructie uitvoert als Login2, toont SessionLoginName Login1 en LoginName Login2 . In deze kolom worden zowel SQL Server- als Windows-aanmeldingen weergegeven. 64 Yes
SPID int Id van de sessie waarop de gebeurtenis heeft plaatsgevonden. 12 Yes
StartTime datetime Tijdstip waarop de gebeurtenis is gestart, indien beschikbaar. 14 Yes
Succes int 0 = fout.

1 = succes.

2 = overgeslagen door serverbeperking (MSDE).
23 Yes
TextData ntext De inhoud van deze kolom hangt af van of statistieken synchroon worden bijgewerkt (EventSubClass 1) of asynchroon (EventSubClass 2, 3 of 4):

1: Lijsten welke statistieken zijn bijgewerkt/aangemaakt

2, 3 of 4: NULL; De kolom IndexID wordt gevuld met de index-/statistieken-ID voor bijgewerkte statistieken.
1 Yes
TransactionID bigint Door het systeem toegewezen id van de transactie. 4 Yes
Typ int Soort baan. 57 Yes

Zie ook

Uitgebreide gebeurtenissen
sp_trace_setevent (Transact-SQL)