Delen via


Takenreeksstappen in Configuration Manager

 

Van toepassing op: System Center 2012 Configuration Manager, System Center 2012 Configuration Manager SP1, System Center 2012 Configuration Manager SP2, System Center 2012 R2 Configuration Manager, System Center 2012 R2 Configuration Manager SP1

De volgende takenreeksstappen kunnen worden toegevoegd aan een takenreeks van System Center 2012 Configuration Manager. Zie voor informatie over het bewerken van een takenreeks de sectie Een takenreeks bewerken in het onderwerp Takenreeksen beheren in Configuration Manager.

  • Takenreeksstap Gegevensinstallatiekopie toepassen

  • Stuurprogrammapakket toepassen

  • Stap Netwerkinstellingen toepassen

  • Installatiekopie van het besturingssysteem toepassen

  • Windows-instellingen toepassen

  • Stuurprogramma's automatisch toepassen

  • Netwerkinstellingen vastleggen

  • Installatiekopie van het besturingssysteem vastleggen

  • Gebruikersstatus vastleggen

  • Windows-instellingen vastleggen

  • Gereedheid controleren2

  • Verbinding maken met netwerkmap

  • Schijf naar dynamische schijf converteren

  • BitLocker uitschakelen

  • BitLocker inschakelen

  • Schijf formatteren en partitioneren

  • Toepassing installeren

  • Implementatiehulpprogramma's installeren

  • Pakket installeren

  • Software-updates installeren

  • Lid worden van domein of werkgroep

  • ConfigMgr-client voorbereiden voor vastleggen

  • Windows voorbereiden voor vastleggen

  • BitLocker vooraf inrichten1 

  • Statusopslag vrijgeven

  • Statusopslag opvragen

  • Computer opnieuw opstarten

  • Gebruikersstatus herstellen

  • Opdrachtregel uitvoeren

  • PowerShell-script uitvoeren2

  • Dynamische variabelen instellen2

  • Takenreeksvariabele instellen

  • Windows en ConfigMgr installeren

1 De takenreeksstap is toegevoegd in System Center 2012 Configuration Manager SP1.

2 De takenreeksstap is toegevoegd in System Center 2012 R2 Configuration Manager.

Takenreeksstap Gegevensinstallatiekopie toepassen

Gebruik de takenreeksstap Gegevensinstallatiekopie toepassen om de gegevensinstallatiekopie te kopiëren naar de opgegeven doelpartitie.

Deze stap kan alleen in Windows PE worden uitgevoerd. De taak kan niet worden uitgevoerd in een standaardbesturingssysteem. Zie Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie.

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Installatiekopiepakket
    Geef het Installatiekopiepakket op dat wordt gebruikt door deze takenreeksstap door te klikken op Bladeren. Selecteer het pakket dat u wilt installeren in het dialoogvenster Pakket selecteren. De bijbehorende eigenschapsinformatie voor elk bestaand installatiekopiepakket wordt weergegeven aan de onderkant van het dialoogvenster Pakket selecteren. Gebruik de vervolgkeuzelijst om de Installatiekopie te selecteren die u wilt installeren via het geselecteerde Installatiekopiepakket.

    Notitie

    Bij deze takenreeksactie wordt de installatiekopie beschouwd als een gegevensbestand en worden geen installatiestappen uitgevoerd om de installatiekopie op te starten als een besturingssysteem.

  • Bestemming
    Hiermee geeft u een bestaande geformatteerde partitie en harde schijf, een specifieke logische stationsletter of de naam van een takenreeksvariabele met de logische stationsletter op.

    • Volgende beschikbare partitie – De volgende sequentiële partitie gebruiken die niet eerder is geselecteerd door de actie Besturingssysteem toepassen of Gegevensinstallatiekopie toepassen in deze takenreeks.

    • Schijf en partitie opgeven – Selecteer het Schijfnummer (te beginnen met 0) en het Partitienummer (te beginnen met 1).

    • Logische stationsletter opgeven – Geef de Stationsletter op die door Windows PE is toegewezen aan de partitie. Houd er rekening mee dat deze stationsletter kan afwijken van de stationsletter die door het zojuist geïmplementeerde besturingssysteem wordt toegewezen.

    • Logische stationsletter opgeslagen in variabele – Geef de takenreeksvariabele op met de stationsletter die door Windows PE is toegewezen aan de partitie. Deze variabele wordt meestal ingesteld in de sectie Geavanceerd van het dialoogvenster Partitie-eigenschappen voor de takenreeksactie Schijf formatteren en partitioneren.

  • Alle inhoud op de partitie verwijderen alvorens de installatiekopie toe te passen
    Hiermee geeft u op dat alle bestanden op de doelpartitie worden verwijderd voordat de installatiekopie wordt geïnstalleerd. Door de inhoud van de partitie niet te verwijderen, kan deze stap worden gebruikt om aanvullende inhoud toe te passen op een eerder gebruikte partitie.

Stuurprogrammapakket toepassen

Gebruik de takenreeksactie Stuurprogrammapakket toepassen om alle stuurprogramma's in het stuurprogrammapakket te downloaden en te installeren op het Windows-besturingssysteem. Deze stap is nodig om essentiële stuurprogramma's voor opstarten te installeren op besturingssystemen ouder dan Vista.

Met de takenreeksstap Stuurprogrammapakket toepassen worden alle apparaatstuurprogramma's in een stuurprogrammapakket beschikbaar gemaakt voor gebruik door Windows. Deze stap kan worden toegevoegd aan een takenreeks tussen de stap Besturingssysteem toepassen en de stap Windows en ConfigMgr installeren om de stuurprogramma's in het stuurprogrammapakket beschikbaar te maken voor Windows. Normaal gesproken wordt de stap Stuurprogrammapakket toepassen geplaatst na de takenreeksstap Stuurprogramma's automatisch toepassen. De takenreeksstap Stuurprogrammapakket toepassen is ook nuttig bij scenario's met implementatie van zelfstandige media.

Zorg dat vergelijkbare apparaatstuurprogramma's in een stuurprogrammapakket zijn geplaatst en distribueer deze naar de juiste distributiepunten. Nadat deze zijn gedistribueerd kunnen Configuration Manager-clientcomputers ze installeren. U kunt bijvoorbeeld alle apparaatstuurprogramma's van een fabrikant in een stuurprogrammapakket plaatsen en het pakket vervolgens distribueren naar distributiepunten waar de stuurprogramma's voor de bijbehorende computers toegankelijk zijn. Deze actie kan ook worden gebruikt voor het installeren van apparaatstuurprogramma's voor massaopslag die essentieel zijn voor opstarten voor Windows XP x64 SP2, Windows XP SP3 en Windows Server 2003 SP2.

Deze stap is nuttig voor zelfstandige media en voor beheerders die een specifieke set met stuurprogramma's willen installeren, inclusief stuurprogramma's voor apparaten die niet kunnen worden gedetecteerd tijdens een Plug en Play-scan (bijvoorbeeld netwerkprinters).

Notitie

Als in een installatiekopie bij het implementeren van oudere besturingssystemen dan Vista een apparaat is geïnstalleerd voor een computerapparaat, wordt de stap Stuurprogramma's automatisch toepassen, de stap Stuurprogrammapakket toepassen of eventuele nieuwe geïnstalleerde stuurprogramma's door een takenreeksactie niet verwerkt. Om ervoor te zorgen dat de nieuwe stuurprogramma's worden geïnstalleerd, moet u in het bestand sysprep.inf de optie UpdateInstalledDrivers in de sectie Unattended instellen op Yes.

Deze takenreeksstap kan alleen in Windows PE worden uitgevoerd. De taak kan niet worden uitgevoerd in een standaardbesturingssysteem. Zie voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_ApplyDriverPackage

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Stuurprogrammapakket
    Geef het stuurprogrammapakket met de benodigde apparaatstuurprogramma's op door te klikken op Bladeren en het dialoogvenster Pakket selecteren te openen. Geef een bestaand pakket op dat u beschikbaar wilt maken. De eigenschappen van het bijbehorende pakket worden aan de onderkant van het dialoogvenster weergegeven.

  • Selecteer het stuurprogramma voor massaopslag in het pakket dat moet worden geïnstalleerd vóór de installatie op besturingssystemen ouder dan Windows Vista.
    Geef eventuele apparaatstuurprogramma's voor massaopslag op die nodig zijn voor installaties op besturingssystemen ouder dan Windows Vista.

  • Stuurprogramma
    Selecteer het apparaatstuurprogrammabestand voor massaopslag dat moet worden geïnstalleerd vóór de installatie in implementaties van besturingssystemen ouder dan Windows Vista. De vervolgkeuzelijst wordt op basis van het opgegeven pakket gevuld.

  • Model
    Geef het voor opstarten essentiële apparaat op dat nodig is voor implementaties van besturingssystemen ouder dan Windows Vista.

  • Installatie zonder toezicht van niet-ondertekende stuurprogramma's uitvoeren op versie van Windows wanneer dit is toegestaan
    Selecteer deze optie om stuurprogramma's in Windows te installeren die niet zijn ondertekend op de referentiecomputer.

Stap Netwerkinstellingen toepassen

Gebruik de takenreeksstap Netwerkinstellingen toepassen om de netwerk- of werkgroepconfiguratie-informatie op te geven voor de doelcomputer. De opgegeven waarden worden opgeslagen in de juiste antwoordbestandsindeling voor gebruik door Windows Setup wanneer de takenreeksstap Windows en ConfigMgr installeren wordt uitgevoerd.

Deze takenreeksstap kan in een standaardbesturingssysteem of in Windows PE worden uitgevoerd. Zie voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_ApplyNetworkSettings

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Lid worden van een werkgroep
    Selecteer deze optie om de doelcomputer toe te voegen aan de opgegeven werkgroep. Voer de naam van de werkgroep in op de regel Werkgroep. Deze waarde kan worden genegeerd door de waarde die is opgenomen door de takenreeksstap Netwerkinstellingen vastleggen.

  • Lid worden van een domein
    Selecteer deze optie om de doelcomputer toe te voegen aan het opgegeven domein. Geef het domein op of blader hiernaartoe, zoals fabricam.com. Geef een LDAP-pad (Lightweight Directory Access Protocol) op of blader hiernaartoe voor een organisatie-eenheid (dat wil zeggen LDAP//O/=computers, DC=Fabricam.com, C=com).

  • Account
    Klik op Instellen om een account op te geven met de vereiste machtigingen om de computer lid te laten worden van het domein. In het dialoogvenster Windows-gebruikersaccount kunt u de gebruikersnaam invoeren met de volgende notatie: Domein\gebruiker .

  • Adapterinstellingen
    Netwerkconfiguraties opgeven voor elke netwerkadapter in de computer. Klik op Nieuw om het dialoogvenster Netwerkinstellingen te openen en geef vervolgens de netwerkinstellingen op. Als netwerkinstellingen zijn vastgelegd in een eerder exemplaar van de takenreeksstap Netwerkinstellingen vastleggen, worden de eerdere instellingen toegepast op de netwerkadapter en worden de opgegeven instellingen in deze stap niet toegepast. Als netwerkinstellingen niet eerder zijn vastgelegd, worden de opgegeven instellingen in de stap Netwerkinstellingen toepassen toegepast op netwerkadapters in volgorde van Windows-apparaatinventarisatie.

Installatiekopie van het besturingssysteem toepassen

Gebruik de takenreeksstap Besturingssysteeminstallatiekopie toepassen om een besturingssysteem te installeren op de doelcomputer. Met deze takenreeksstap wordt een reeks acties uitgevoerd afhankelijk van of het besturingssysteem wordt geïnstalleerd via een besturingssysteeminstallatiekopie of een besturingssysteeminstallatiepakket.

Met de stap Besturingssysteeminstallatiekopie toepassen worden de volgende acties uitgevoerd als een installatiekopie van het besturingssysteem wordt gebruikt.

  1. Hiermee verwijdert u alle inhoud op het betreffende volume, met uitzondering van de bestanden in de map die is opgegeven door de takenreeksvariabele _SMSTSUserStatePath.

  2. Hiermee wordt de inhoud van het opgegeven WIM-bestand uitgepakt naar de opgegeven doelpartitie.

  3. Hiermee wordt het antwoordbestand voorbereid:

    1. Hiermee maakt u een nieuw standaard Windows Setup-antwoordbestand (sysprep.inf of unattend.xml) voor het besturingssysteem dat wordt geïmplementeerd.

    2. Hiermee worden alle waarden van het door de gebruiker opgegeven antwoordbestand samengevoegd.

  4. Hiermee worden Windows-opstartlaadprogramma's gekopieerd naar de actieve partitie.

  5. Hiermee wordt boot.ini of de Boot Configuration Database (BCD) ingesteld zodat deze naar het geïnstalleerde besturingssysteem verwijst.

Met de stap Besturingssysteeminstallatiekopie toepassen worden de volgende acties uitgevoerd als een installatiekopiepakket van het besturingssysteem wordt gebruikt.

  1. Hiermee verwijdert u alle inhoud op het betreffende volume, met uitzondering van de bestanden in de map die is opgegeven door de takenreeksvariabele _SMSTSUserStatePath.

  2. Hiermee wordt het antwoordbestand voorbereid:

    1. Hiermee maakt u een nieuw antwoordbestand met standaardwaarden met behulp van Configuration Manager.

    2. Hiermee worden alle waarden van het door de gebruiker opgegeven antwoordbestand samengevoegd.

Notitie

De werkelijke installatie van Windows wordt gestart door de takenreeksstap Windows en ConfigMgr installeren. Nadat de takenreeksactie Besturingssysteem toepassen is uitgevoerd, wordt de takenreeksvariabele OSDTargetSystemDrive ingesteld op de stationsletter van de partitie met de besturingssysteembestanden.

Deze takenreeksstap kan alleen in Windows PE worden uitgevoerd. De taak kan niet worden uitgevoerd in een standaardbesturingssysteem. Zie voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_ApplyOperatingSystem

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Rechtstreeks vanaf het distributiepunt toegang tot inhoud: Voor System Center 2012 Configuration Manager SP1 en later: 

    Gebruik deze optie om op te geven of de takenreeks rechtstreeks vanuit het distributiepunt toegang heeft tot de installatiekopie van het besturingssysteem. Bijvoorbeeld: u kunt deze optie gebruiken bij het implementeren van besturingssystemen op ingesloten apparaten met beperkte opslagcapaciteit. Wanneer deze optie is geselecteerd, moet u ook de instellingen voor het delen van pakketten configureren op het tabblad Gegevenstoegang van de pakketeigenschappen.

    Notitie

    Met deze instelling wordt de geconfigureerde implementatieoptie op de pagina Distributiepunten van de Wizard Software implementeren alleen genegeerd voor de opgegeven installatiekopie van het besturingssysteem in deze takenreeksstap en niet alle inhoud voor de hele takenreeks.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Besturingssysteem toepassen vanuit een vastgelegd beeld
    Hiermee wordt een installatiekopie van een besturingssysteem geïnstalleerd die eerder is vastgelegd. Klik op Bladeren om het dialoogvenster Pakket selecteren te openen en selecteer vervolgens het bestaande installatiekopiepakket dat u wilt installeren. Als meerdere afbeeldingen zijn gekoppeld aan het opgegeven installatiekopiepakket, gebruikt u de vervolgkeuzelijst om de bijbehorende installatiekopie op te geven die wordt gebruikt voor deze implementatie. U kunt basisinformatie over elke bestaande installatiekopie weergeven door te klikken op de installatiekopie.

  • Installatiekopie van besturingssysteem toepassen van een oorspronkelijke installatiebron
    Hiermee wordt een besturingssysteem geïnstalleerd met behulp van een oorspronkelijke installatiebron. Klik op Bladeren om het dialoogvenster Een installatiepakket voor besturingssysteem selecteren te openen en selecteer vervolgens het bestaande besturingssysteeminstallatiepakket dat u wilt gebruiken. U kunt basisinformatie over elke bestaande installatiekopiebron weergeven door te klikken op de installatiekopiebron. De bijbehorende eigenschappen van de installatiekopie worden weergegeven in het resultatenvenster onder in het dialoogvenster. Als er meerdere edities zijn gekoppeld aan het opgegeven pakket, gebruikt u de vervolgkeuzelijst om de gebruikte bijbehorende Editie op te geven.

  • Installatie zonder toezicht of Sysprep-antwoordbestand gebruiken voor aangepaste installatie
    Gebruik deze optie om een Windows Setup-antwoordbestand op te geven (unattend.xml, unattend.txt of sysprep.inf), afhankelijk van de besturingssysteemversie en de installatiemethode. Het opgegeven bestand kan de standaardconfiguratieopties bevatten die worden ondersteund voor Windows-antwoordbestanden. Bijvoorbeeld: u kunt hiermee de standaardstartpagina voor Internet Explorer opgeven. U moet het pakket opgeven dat het antwoordbestand bevat en u moet het bijbehorende pad naar het bestand in het pakket opgeven.

    Notitie

    Het opgegeven Windows Setup-antwoordbestand kan ingesloten takenreeksvariabelen bevatten in de notatie %varnaam%, waarbij varnaam de naam van de variabele is. De tekenreeksen %varnaam% worden vervangen door de werkelijke waarden van de variabelen in de takenreeksactie Windows en ConfigMgr installeren. Let echter op dat dergelijke ingesloten takenreeksvariabelen niet kunnen worden gebruikt in velden die alleen numeriek zijn in het antwoordbestand unattend.xml.

    Als u geen Windows Setup-antwoordbestand opgeeft, wordt met deze takenreeksactie een antwoordbestand automatisch gegenereerd.

  • Bestemming
    Hiermee geeft u een bestaande geformatteerde partitie en harde schijf, een specifieke logische stationsletter of de naam van een takenreeksvariabele met de logische stationsletter op.

    • Volgende beschikbare partitie – De volgende sequentiële partitie gebruiken die niet eerder is geselecteerd door de actie Besturingssysteem toepassen of Gegevensinstallatiekopie toepassen in deze takenreeks.

    • Schijf en partitie opgeven – Selecteer het Schijfnummer (te beginnen met 0) en het Partitienummer (te beginnen met 1).

    • Logische stationsletter opgeven – Geef de Stationsletter op die door Windows PE is toegewezen aan de partitie. Houd er rekening mee dat deze stationsletter kan afwijken van de stationsletter die door het zojuist geïmplementeerde besturingssysteem wordt toegewezen.

    • Logische stationsletter opgeslagen in variabele – Geef de takenreeksvariabele op met de stationsletter die door Windows PE is toegewezen aan de partitie. Deze variabele wordt meestal ingesteld in de sectie Geavanceerd van het dialoogvenster Partitie-eigenschappen voor de takenreeksactie Schijf formatteren en partitioneren.

Windows-instellingen toepassen

Gebruik de takenreeksstap Windows-instellingen toepassen om de Windows-instellingen te configureren voor de doelcomputer. De opgegeven waarden worden opgeslagen in de juiste antwoordbestandsindeling voor gebruik door Windows Setup wanneer de takenreeksstap Windows en ConfigMgr installeren wordt uitgevoerd.

Deze takenreeksstap kan alleen in Windows PE worden uitgevoerd. De taak kan niet worden uitgevoerd in een standaardbesturingssysteem. Zie voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_ApplyWindowsSettings

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Gebruikersnaam
    Geef de naam op van de geregistreerde gebruikersnaam die is gekoppeld aan de doelcomputer. Deze waarde kan worden genegeerd door de waarde die is opgenomen door de takenreeksactie Windows-instellingen vastleggen.

  • Naam van de organisatie
    Geef de naam op van de geregistreerde organisatienaam die is gekoppeld aan de doelcomputer. Deze waarde kan worden genegeerd door de waarde die is opgenomen door de takenreeksactie Windows-instellingen vastleggen.

  • Productcode
    Geef de productcode op die wordt gebruikt voor de installatie van Windows op de doelcomputer.

  • Serverlicentieverlening
    Geef de serverlicentiemodus op. U kunt Per server of Per gebruiker selecteren als licentiemodus. Als u Per server selecteert als licentiemodus, moet u ook het maximumaantal toegestane verbindingen conform uw licentieovereenkomst opgeven. Selecteer Niet opgeven als de doelcomputer geen server is of als u de modus niet wilt opgeven.

  • Maximum aantal verbindingen
    Geef het maximumaantal beschikbare verbindingen voor deze computer op zoals vermeld in de gebruiksrechtovereenkomst.

  • Willekeurig wachtwoord genereren voor lokale beheerder en het account uitschakelen op alle ondersteunde platforms (aanbevolen)
    Selecteer deze optie om een lokaal beheerderswachtwoord willekeurig te genereren. Hierdoor wordt een lokaal beheerderswachtwoord gemaakt en wordt het account uitgeschakeld op ondersteunde platforms.

  • Het account inschakelen en lokaal beheerderswachtwoord instellen
    Selecteer deze optie om het lokale beheerdersaccount in te schakelen en het lokale beheerderswachtwoord te maken. Voer het wachtwoord in op de regel Wachtwoord en het wachtwoord te bevestigen op de regel Wachtwoord bevestigen.

  • Tijdzone
    Geef de tijdzone op die u wilt configureren op de doelcomputer. Deze waarde kan worden genegeerd door de waarde die is opgenomen door de takenreeksstap Windows-instellingen vastleggen.

Stuurprogramma's automatisch toepassen

Gebruik de takenreeksstap Stuurprogramma's automatisch toepassen om stuurprogramma's te zoeken en installeren als onderdeel van de implementatie van het besturingssysteem.

Met de takenreeksactie Stuurprogramma's automatisch toepassen worden de volgende acties uitgevoerd:

  1. Hiermee wordt de hardware gescand en worden de Plug en Play-id's gezocht voor alle aanwezige apparaten in het systeem.

  2. Hiermee wordt de lijst met apparaten en hun Plug en Play-id's verzonden naar het beheerpunt. Met het beheerpunt wordt een lijst geretourneerd met compatibele stuurprogramma's van de stuurprogrammacatalogus voor elk apparaat. Het beheerpunt neemt alle stuurprogramma's in aanmerking, ongeacht het stuurprogrammapakket waartoe ze behoren. Alleen de stuurprogramma's die zijn gemarkeerd met de opgegeven stuurprogrammacategorie en de stuurprogramma's die niet zijn gemarkeerd als uitgeschakeld, worden in aanmerking genomen.

  3. Voor elk apparaat kiest de client het beste stuurprogramma dat geschikt is voor het besturingssysteem waarop dit wordt geïmplementeerd en dat zich op een toegankelijk distributiepunt bevindt.

  4. De geselecteerde stuurprogramma's worden gedownload vanaf een distributiepunt en voorgefaseerd op het doelbesturingssysteem.

    1. Voor installaties op basis van een installatiekopie worden de stuurprogramma's geplaatst in de zojuist geïmplementeerde besturingssysteeminstallatiekopie en Windows wordt geconfigureerd met waar de stuurprogramma's te vinden tijdens bij een Plug en Play-scan. In Vista en hoger worden de stuurprogramma's in het stuurprogramma-archief van het besturingssysteem geplaatst.

    2. Voor installaties op basis van een installatie wordt Windows Setup geconfigureerd met waar de stuurprogramma's te vinden zijn.

  5. Wanneer de takenreeksactie Windows en ConfigMgr installeren wordt uitgevoerd en Windows wordt opgestart, worden de stuurprogramma's gezocht die door deze actie zijn voorgefaseerd.

System_CAPS_importantBelangrijk

De takenreeksactie Stuurprogramma's automatisch toepassen kan niet worden gebruikt met zelfstandige media omdat Windows Setup dan geen verbinding heeft met de Configuration Manager-site.

Notitie

Als in een installatiekopie bij het implementeren van oudere besturingssystemen dan Vista een apparaat is geïnstalleerd voor een computerapparaat, wordt de actie Stuurprogramma's automatisch toepassen, de actie Stuurprogrammapakket toepassen of eventuele nieuwe geïnstalleerde stuurprogramma's door een takenreeksactie niet verwerkt. Om ervoor te zorgen dat de nieuwe stuurprogramma's worden geïnstalleerd, moet u in het bestand sysprep.inf de optie UpdateInstalledDrivers in de sectie Unattended instellen op Yes. Zie voor aanvullende informatie over de implementatie van stuurprogramma's Microsoft Support.

Deze takenreeksstap kan alleen in Windows PE worden uitgevoerd. De taak kan niet worden uitgevoerd in een standaardbesturingssysteem. Zie voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_AutoApplyDrivers

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Alleen de best overeenkomende compatibele stuurprogramma's installeren
    Hiermee geeft u aan dat met de takenreeksstap alleen het beste overeenkomende stuurprogramma voor elk gedetecteerd apparaat wordt geïnstalleerd.

  • Alle compatibele stuurprogramma's installeren
    Hiermee geeft u aan dat met de takenreeksstap alle compatibele stuurprogramma's voor elk gedetecteerd apparaat worden geïnstalleerd en kiest Windows Setup het beste stuurprogramma. Deze optie vereist meer netwerkbandbreedte en schijfruimte omdat hierbij meer stuurprogramma's worden gedownload, maar deze optie kan er wel toe leiden dat een beter stuurprogramma wordt geselecteerd.

  • Stuurprogramma's uit alle categorieën overwegen
    Hiermee geeft u aan dat met de takenreeksactie in alle beschikbare stuurprogrammacategorieën wordt gezocht naar de juiste apparaatstuurprogramma's.

  • Zoeken naar passende stuurprogramma's beperken tot bepaalde categorieën
    Hiermee geeft u aan dat met de takenreeksactie in opgegeven stuurprogrammacategorieën naar de juiste apparaatstuurprogramma's wordt gezocht.

  • Installatie zonder toezicht van niet-ondertekende stuurprogramma's uitvoeren in Windows-versies waar dit is toegestaan
    Hiermee kunnen met deze takenreeksactie niet-ondertekende apparaatstuurprogramma's van Windows worden geïnstalleerd.

    System_CAPS_importantBelangrijk

    Deze optie is niet van toepassing op besturingssystemen waarin beleid voor stuurprogramma-ondertekening niet kan worden geconfigureerd.

Netwerkinstellingen vastleggen

Gebruik de takenreeksstap Netwerkinstellingen vastleggen om Microsoft-netwerkinstellingen vast te leggen van de computer waarop de takenreeks wordt uitgevoerd. De instellingen worden opgeslagen in takenreeksvariabelen die de standaardinstellingen negeren die u configureert in de takenreeksstap Netwerkinstellingen toepassen.

Deze takenreeksstap kan alleen in een standaardbesturingssysteem worden uitgevoerd. De stap kan niet worden uitgevoerd in Windows PE. Zie voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_CaptureNetworkSettings

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Hiermee geeft u een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam op die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Dit is meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Lidmaatschap van domein en werkgroep migreren
    Hiermee worden de lidmaatschapsgegevens van het domein en de werkgroep van de doelcomputer vastgelegd.

  • Configuratie netwerkadapter migreren
    Hiermee wordt de netwerkadapterconfiguratie van de doelcomputer vastgelegd. De vastgelegde informatie bevat de globale netwerkinstellingen, het aantal netwerkadapters en de netwerkinstellingen van elke adapter. Deze instellingen hebben betrekking op DNS, WINS, IP en poortfilters.

Installatiekopie van het besturingssysteem vastleggen

Gebruik de takenreeksstap Besturingssysteeminstallatiekopie vastleggen om een of meer installatiekopieën van een referentiecomputer vast te leggen en op te slaan in een .wim-bestand op de opgegeven netwerkshare. De Wizard Installatiekopie van het besturingssysteem toevoegen kan vervolgens worden gebruikt voor het importeren van dit .wim-bestand in Configuration Manager, zodat het kan worden gebruikt voor implementaties van het besturingssysteem op basis van een installatiekopie.

Elk volume (station) op de referentiecomputer wordt vastgelegd als een afzonderlijke installatiekopie binnen het .wim-bestand. Als de computer waarnaar wordt verwezen meerdere volumes heeft, bevat het resulterende .wim-bestand een afzonderlijke installatiekopie voor elk volume. Alleen volumes die zijn geformatteerd als NTFS of FAT32 worden vastgelegd. Volumes met andere formatteringen en USB-volumes worden overgeslagen.

Het geïnstalleerde besturingssysteem op de referentiecomputer moet een versie van Windows zijn die wordt ondersteund door Configuration Manager en moet met het hulpprogramma SysPrep zijn voorbereid. Het geïnstalleerde besturingssysteemvolume en het opstartvolume moeten hetzelfde volume zijn.

Bovendien moet u een Windows-account met schrijfmachtigingen invoeren voor de netwerkshare die u hebt geselecteerd.

Deze takenreeksstap kan alleen in Windows PE worden uitgevoerd. De taak kan niet worden uitgevoerd in een standaardbesturingssysteem. Zie voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_CaptureOperatingSystemImage

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Doel
    Padnaam in het bestandssysteem naar de locatie die door Configuration Manager wordt gebruikt bij het opslaan van de vastgelegde besturingssysteeminstallatiekopie.

  • Beschrijving
    Een optionele, door de gebruiker gedefinieerde beschrijving van de vastgelegde besturingssysteeminstallatiekopie die is opgeslagen in het .wim-bestand.

  • Versie
    Een optioneel, door de gebruiker gedefinieerd versienummer om toe te wijzen aan de vastgelegde besturingssysteeminstallatiekopie. Deze waarde kan een combinatie van letters en cijfers zijn en wordt opgeslagen in het .wim-bestand.

  • Gemaakt door
    De optionele naam van de gebruiker die de installatiekopie van het besturingssysteem heeft gemaakt, die is opgeslagen in het .wim-bestand.

  • Account voor het vastleggen van een besturingssysteeminstallatiekopie
    U moet het Windows-account invoeren dat machtigingen heeft voor de netwerkshare die u hebt opgegeven. Klik op Instellen om de naam van het Windows-account op te geven.

Gebruikersstatus vastleggen

Gebruik de takenreeksstap Gebruikerstoestand vastleggen om met het Hulpprogramma voor migratie van gebruikersstatus de gebruikersstatus en instellingen vast te leggen van de computer waarop de takenreeks wordt uitgevoerd. Deze takenreeksstap wordt gebruikt in combinatie met de takenreeksstap Gebruikersstatus herstellen. In USMT 3.0.1 en hoger wordt met deze optie altijd de USMT-statusopslag versleuteld met een versleutelingssleutel die wordt gegenereerd en beheerd door Configuration Manager.

Zie voor meer informatie over het beheren van de gebruikersstatus bij het implementeren van besturingssystemen De gebruikersstatus beheren in Configuration Manager.

U kunt ook de takenreeksstap Gebruikerstoestand vastleggen gebruiken met de takenreeksstappen Statusopslag opvragen en Statusopslag vrijgeven als u de statusinstellingen wilt opslaan in of herstellen uit een statusmigratiepunt in de Configuration Manager-site.

De takenreeksstap Gebruikerstoestand vastleggen biedt controle over een beperkte subset van de meest gebruikte USMT-opties. Aanvullende opdrachtregelopties kunnen worden opgegeven met de takenreeksvariabele OSDMigrateAdditionalCaptureOptions.

Deze takenreeksstap kan alleen in Windows PE worden uitgevoerd. De taak kan niet worden uitgevoerd in een standaardbesturingssysteem. Zie voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_CaptureUserState

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Pakket migratieprogramma gebruikersstatus
    Voer het Configuration Manager-pakket in dat de USMT-versie voor deze takenreeksstap bevat voor gebruik bij het vastleggen van de gebruikersstatus en instellingen. Voor dit pakket is geen programma vereist. Wanneer de takenreeksstap wordt uitgevoerd, wordt de versie van USMT gebruikt in het pakket dat u opgeeft. Geef een pakket op met de 32-bits of x64-versie van USMT, afhankelijk van de architectuur van het besturingssysteem waarvan u de status vastlegt.

    Notitie

    USMT versie 3.0.1 en 4.0 wordt ondersteund, afhankelijk van de versie van Windows die u implementeert.

  • Alle gebruikersprofielen vastleggen met standaardopties
    Selecteer deze optie alle gebruikersprofielinformatie te migreren. Deze optie is standaard geselecteerd.

    Als u deze optie selecteert, maar niet de optie Gebruikersprofielen lokale computer herstellen van de takenreeksstap Gebruikersstatus herstellen selecteert, mislukt de takenreeksstap omdat Configuration Manager de nieuwe accounts niet kan migreren zonder wachtwoorden eraan toe te wijzen. Als u daarnaast de wizard Nieuwe takenreeks maken gebruikt en een takenreeks maakt van het type Bestaand installatiekopiepakket installeren, wordt de resulterende takenreeks standaard gebruikt als Alle gebruikersprofielen vastleggen met standaardopties, maar wordt de optie Gebruikersprofielen lokale computer herstellen (d.w.z. niet-domeinaccounts) niet geselecteerd.

    Selecteer Gebruikersprofielen lokale computer herstellen en geef een wachtwoord op voor het account dat wordt gemigreerd. In een handmatig gemaakte takenreeks is deze instelling te vinden onder de stap Gebruikersstatus herstellen. In een takenreeks die is gemaakt door de wizard Nieuwe takenreeks maken is deze instelling te vinden op de wizardpagina voor de stap Gebruikersbestanden en -instellingen herstellen.

    Dit is niet van toepassing als u geen lokale gebruikersaccounts hebt.

  • Vastleggen van gebruikersprofielen aanpassen
    Selecteer deze optie om migratie van een aangepast profielbestand op te geven. Klik op Bestanden om de configuratiebestanden voor USMT te selecteren die u wilt gebruiken bij deze stap. U moet een aangepast .xml-bestand opgeven met de regels waarmee de te migreren gebruikersstatusbestanden worden gedefinieerd.

  • Klik hier om configuratiebestanden te selecteren:
    Selecteer deze optie om de configuratiebestanden in het USMT-pakket te selecteren die u wilt gebruiken voor het vastleggen van gebruikersprofielen. Klik op de knop Bestanden om het dialoogvenster Configuratiebestanden te openen. Geef een configuratiebestand op door de naam van het bestand in te voeren op de regel Bestandsnaam en te klikken op de knop Toevoegen.

  • Uitgebreide logboekregistratie inschakelen
    Schakel deze optie in om meer gedetailleerde informatie in het logboekbestand te genereren. Bij het vastleggen van status wordt het logboek Scanstate.log gegenereerd en standaard opgeslagen in de logboekmap voor de takenreeks in de map \windows\system32\ccm\logs.

  • Bestanden met Encrypted File System overslaan
    Schakel deze optie in als u het vastleggen wilt overslaan van bestanden die zijn versleuteld met Encrypted File System (EFS), met inbegrip van profielbestanden. Afhankelijk van het besturingssysteem en de USMT-versie zijn versleutelde bestanden mogelijk niet leesbaar na herstel. Zie de USMT-documentatie voor meer informatie.

  • Kopiëren door toegang tot bestandssysteem
    Schakel deze optie in om een van de volgende instellingen op te geven:

    • Doorgaan als sommige bestanden niet kunnen worden vastgelegd: Schakel deze instelling in om door te gaan met de migratie zelfs als bepaalde bestanden niet kunnen worden vastgelegd. De takenreeksstap mislukt als een bestand niet kan worden vastgelegd terwijl deze optie is uitgeschakeld. Deze optie is standaard ingeschakeld.

    • Lokaal vastleggen met koppelingen in plaats van door bestanden te kopiëren: Schakel deze instelling in om vaste NTFS-koppelingen te gebruiken voor het vastleggen van bestanden. Deze instelling kan niet worden opgegeven als u oudere versies van USMT dan USMT 4.0 gebruikt.

      Voor meer informatie over het migreren van gegevens met vaste koppelingen raadpleegt u Hard-Link Migration Store

    • Vastleggen in offline modus (alleen Windows PE): Schakel deze instelling in om de gebruikersstatus vast te leggen in Windows PE in plaats van het volledige besturingssysteem. Deze instelling kan niet worden opgegeven als u oudere versies van USMT dan USMT 4.0 gebruikt.

      Zie voor meer informatie over USMT 4.0 en de offlinemodus Offline Migration.

  • Vastleggen met behulp van Volume Copy Shadow Service (VSS)
    Met deze optie kunt u bestanden vastleggen zelfs als ze zijn vergrendeld voor bewerking door een andere toepassing. Deze optie kan niet worden opgegeven als u USMT-versies ouder dan 4.0 gebruikt.

Windows-instellingen vastleggen

Gebruik de takenreeksstap Windows-instellingen vastleggen om de Windows-instellingen vast te leggen van de computer waarop de takenreeks wordt uitgevoerd. De instellingen worden opgeslagen in takenreeksvariabelen die de standaardinstellingen negeren die u configureert in de takenreeksstap Windows-instellingen toepassen.

Deze takenreeksstap kan in Windows PE of een standaardbesturingssysteem worden uitgevoerd. Zie voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_CaptureWindowsSettings

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Computernaam migreren
    Selecteer deze optie om de NetBIOS-naam van de computer vast te leggen.

  • Geregistreerde namen van gebruikers en organisaties migreren
    Selecteer deze optie om de geregistreerde namen van de gebruiker en organisatie vast te leggen van de computer.

  • Tijdzone migreren
    Selecteer deze optie om de tijdzone-instelling op de computer vast te leggen.

Gereedheid controleren

Deze takenreeksstap is toegevoegd in System Center 2012 R2 Configuration Manager.

Gebruik de takenreeksstap Gereedheid controleren om te controleren of de doelcomputer voldoet aan de opgegeven voorwaarden voor de implementatievereisten.

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap. Selecteer deze instelling niet voor deze stap, anders worden alleen de gereedheidscontroles vastgelegd en wordt de takenreeks niet gestopt in geval van een mislukte controle.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Minimumgeheugen garanderen (MB)
    Selecteer deze instelling om te controleren of de geïnstalleerde hoeveelheid geheugen (in megabytes) op de doelcomputer voldoet aan of hoger is dan de opgegeven waarde. Deze instelling is standaard geselecteerd.

  • Minimale processorsnelheid garanderen (MHz)
    Selecteer deze instelling om te controleren of de snelheid (in megahertz) van de geïnstalleerde processor in de doelcomputer voldoet aan of hoger is dan de opgegeven waarde. Deze instelling is standaard geselecteerd.

  • Minimale vrije schijfruimte garanderen (MB)
    Selecteer deze instelling om te controleren of de hoeveelheid vrije schijfruimte (in megabytes) op de doelcomputer voldoet aan of groter is dan de opgegeven waarde.

  • Garanderen dat te vernieuwen besturingssysteem is
    Selecteer deze instelling om te controleren of het geïnstalleerde besturingssysteem op de doelcomputer voldoet aan de vereisten die u opgeeft. Deze instelling is standaard geselecteerd met de waarde CLIENT.

Verbinding maken met netwerkmap

Gebruik de takenreeksactie Verbinding maken met netwerkmap om een verbinding te maken met een gedeelde netwerkmap.

Deze takenreeksstap kan in een standaardbesturingssysteem of in Windows PE worden uitgevoerd. Zie voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_ConnecttoNetworkFolder

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

Schijf naar dynamische schijf converteren

Gebruik de takenreeksstap Schijven naar dynamische schijven converteren om een fysieke schijf van een basisschijftype naar een dynamisch schijftype te converteren.

Deze stap kan in een standaardbesturingssysteem of in Windows PE worden uitgevoerd. Zie voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_ConvertDisk

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Schijfnummer
    Het fysieke schijfnummer van de schijf die wordt geconverteerd.

BitLocker uitschakelen

Gebruik de takenreeksstap BitLocker uitschakelen om de BitLocker-versleuteling uit te schakelen op het huidige besturingssysteemstation of op een specifiek station. Met deze actie blijven de sleutelbeveiligingen in niet-versleutelde tekst achter op de harde schijf, maar wordt de inhoud van het station niet ontsleuteld. Deze actie wordt vervolgens bijna onmiddellijk voltooid.

Notitie

BitLocker-stationsversleuteling biedt versleuteling op laag niveau van de inhoud van een schijfvolume.

Als er meerdere stations zijn versleuteld, moet u BitLocker uitschakelen op alle gegevensstations voordat u BitLocker uitschakelt op het besturingssysteemstation.

Deze stap kan alleen in een standaardbesturingssysteem worden uitgevoerd. De stap kan niet worden uitgevoerd in Windows PE.

Notitie

U kunt BitLocker alleen voor clientcomputers met Windows Vista SP2 of hoger en Windows Server 2008 SP2 of hoger gebruiken.

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Hiermee geeft u een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam op die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Dit is meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Huidig besturingssysteemstation
    Hiermee wordt BitLocker uitgeschakeld op het huidige besturingssysteemstation.

  • Specifiek station
    Hiermee wordt BitLocker uitgeschakeld op een specifiek station. Gebruik de vervolgkeuzelijst om het station op te geven waarop BitLocker wordt uitgeschakeld.

BitLocker inschakelen

Gebruik de takenreeksstap BitLocker inschakelen om BitLocker-versleuteling in te schakelen op ten minste twee partities op de harde schijf. De eerste actieve partitie bevat de Windows-bootstrapcode. Een andere partitie bevat het besturingssysteem. De bootstrappartitie moet onversleuteld blijven.

In Configuration Manager SP1 en hoger kunt u de takenreeksstap BitLocker vooraf inrichten gebruiken om BitLocker in Windows PE in te schakelen. Zie de sectie BitLocker vooraf inrichten in dit onderwerp voor meer informatie.

Notitie

BitLocker-stationsversleuteling biedt versleuteling op laag niveau van de inhoud van een schijfvolume.

De stap BitLocker inschakelen kan alleen in een standaardbesturingssysteem worden uitgevoerd. De stap kan niet worden uitgevoerd in Windows PE. Zie voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_EnableBitLocker

Notitie

BitLocker wordt gebruikt met computers met Windows Vista SP2 of hoger en Windows Server 2008 SP2 of hoger.

Trusted Platform Module (Trusted) moet de volgende status hebben wanneer u Alleen TPM, TPM en opstartsleutel op USB of TPM en pincode opgeeft voordat u de stap BitLocker inschakelen kunt uitvoeren:

  • Ingeschakeld

  • Geactiveerd

  • Eigendom toegestaan

Met de takenreeksstap kan elke resterende TPM-initialisatie worden voltooid omdat de resterende stappen geen fysieke aanwezigheid of herstarts vereisen. De resterende TPM-initialisatiestappen die transparant met BitLocker inschakelen (indien nodig) kunnen worden voltooid zijn als volgt:

  • Goedkeuringssleutelpaar maken

  • Eigenaarautorisatiewaarde en escrow maken voor Active Directory, dat moet zijn uitgebreid ter ondersteuning van deze waarde

  • Eigenaar worden

  • De opslaghoofdsleutel maken of opnieuw instellen als deze al aanwezig maar niet-compatibel is

Als u wilt dat tijdens de stap BitLocker inschakelen wordt gewacht totdat de stationsversleuteling is voltooid voordat de volgende stap in de takenreeks wordt verwerkt, schakelt u het selectievakje Wachten in. Als u het selectievakje Wachten niet inschakelt, wordt de stationsversleuteling uitgevoerd op de achtergrond en wordt de takenreeks onmiddellijk uitgevoerd tot de volgende stap.

BitLocker kan worden gebruikt voor het versleutelen van meerdere stations op een computersysteem (zowel het besturingssysteemstation als gegevensstations). Voor het versleutelen van een gegevensstation moet het besturingssysteem al zijn versleuteld en moet de versleuteling zijn voltooid, omdat de sleutelbeveiligingen voor de gegevensstations worden opgeslagen op het besturingssysteemstation. Hierdoor moet u, als u het besturingssysteemstation en het gegevensstation tijdens hetzelfde proces versleutelt, de optie Wachten selecteren voor de stap waarmee BitLocker wordt ingeschakeld voor het besturingssysteemstation.

Als de harde schijf al is versleuteld maar BitLocker is uitgeschakeld, wordt/worden met BitLocker inschakelen de sleutelbeveiliging(en) opnieuw ingeschakeld en vrijwel onmiddellijk voltooid. De harde schijf hoeft in dit geval niet nogmaals te worden versleuteld.

Zie voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_EnableBitLocker

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Hiermee geeft u een beschrijvende naam op voor deze takenreeksstap.

  • Beschrijving
    Hiermee kunt u optioneel een beschrijving invoeren voor deze takenreeksstap.

  • Kies het station dat moet worden gecodeerd
    Hiermee geeft u het te versleutelen station op. Selecteer Huidig besturingssysteemstation om het huidige besturingssysteemstation te versleutelen en configureer vervolgens een van de volgende opties voor sleutelbeheer:

    • Alleen TPM: Selecteer deze optie om alleen Trusted Platform Module (Trusted) te gebruiken.

    • Alleen opstartsleutel op USB: Selecteer deze optie om een opstartsleutel te gebruiken die op een USB-flashstation is opgeslagen. Wanneer u deze optie selecteert, wordt de normale opstartprocedure door BitLocker vergrendeld totdat een USB-apparaat met een BitLocker-opstartsleutel wordt aangesloten op de computer.

    • TPM en opstartsleutel op USB: Selecteer deze optie om TPM te gebruiken in combinatie met een opstartsleutel die op een USB-flashstation is opgeslagen. Wanneer u deze optie selecteert, wordt de normale opstartprocedure door BitLocker vergrendeld totdat een USB-apparaat met een BitLocker-opstartsleutel wordt aangesloten op de computer.

    • TPM en pincode: Voor System Center 2012 Configuration Manager SP1 en later: Selecteer deze optie om TPM en een pincode te gebruiken. Wanneer u deze optie selecteert, wordt de normale opstartprocedure door BitLocker vergrendeld totdat de pincode is ingevoerd.

    Selecteer Specifiek station om een specifiek gegevensstation (niet het besturingssysteemstation) te versleutelen en selecteer vervolgens het station in de lijst.

  • Kies waar de herstelsleutel moet worden gemaakt
    U kunt opgeven waar het herstelwachtwoord wordt gemaakt door In Active Directory te selecteren zodat het wachtwoord in Active Directory wordt bewaard. Als u deze optie selecteert, moet u Active Directory voor de site uitbreiden zodat de bijbehorende BitLocker-herstelgegevens worden opgeslagen. U kunt ervoor kiezen geen wachtwoord te maken door Geen herstelsleutel maken te selecteren. Het wordt echter aanbevolen een wachtwoord te maken.

  • Wacht totdat BitLocker het stationscoderingsproces op alle stations heeft voltooid voordat Configuration Manager doorgaat met het uitvoeren van de takenreeks
    Selecteer deze optie om de BitLocker-stationsversleuteling te voltooien voordat de volgende stap in de takenreeks wordt uitgevoerd. Als deze optie is geselecteerd, wordt het hele schijfvolume versleuteld voordat de gebruiker zich kan aanmelden op de computer.

    De versleuteling kan uren duren wanneer een grote harde schijf wordt versleuteld. Als u deze optie niet selecteert, kan de takenreeks onmiddellijk worden voortgezet.

Schijf formatteren en partitioneren

Gebruik de takenreeksstap Schijf formatteren en partitioneren om een opgegeven schijf op de doelcomputer te formatteren en partitioneren.

System_CAPS_importantBelangrijk

Elke instelling die u voor deze takenreeksstap opgeeft geldt voor één opgegeven schijf. Als u een andere schijf op de doelcomputer wilt formatteren en partitioneren, moet u een extra exemplaar van de takenreeksstap Schijf formatteren en partitioneren toevoegen aan de takenreeks.

Deze takenreeksstap kan alleen in Windows PE worden uitgevoerd. De taak kan niet worden uitgevoerd in een standaardbesturingssysteem. Zie voor meer informatie over de takenreeksvariabelen voor deze actie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_FormatPartitionDisk

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Schijfnummer
    Het fysieke schijfnummer van de schijf die wordt geformatteerd. Het nummer is gebaseerd op de rangschikking van Windows-schijfinventarisatie.

  • Schijftype
    Het type van de schijf die wordt geformatteerd. Er zijn twee opties die u kunt selecteren in de vervolgkeuzelijst:

    • Standaard(MBR) – Master Boot Record.

    • GPT – GUID-partitietabel

    Notitie

    Als u het schijftype wijzigt van Standaard (MBR) in GPT terwijl de partitie-indeling een uitgebreide partitie bevat, worden alle uitgebreide en logische partities verwijderd uit de indeling. U wordt gevraagd om deze actie te bevestigen voordat u het schijftype kunt wijzigen.

  • Volume
    Specifieke informatie over de partitie of het volume dat wordt gemaakt, met inbegrip van de volgende informatie:

    • Naam

    • Resterende schijfruimte

    Klik op Nieuw om het dialoogvenster Partitie-eigenschappen te openen voor het maken van een nieuwe partitie. U kunt het partitietype en de grootte opgeven, en u kunt aangeven of de partitie een opstartpartitie is. Als u een bestaande partitie wilt wijzigen, klikt u op de te wijzigen partitie en klikt u vervolgens op de eigenschappenknop. Zie voor meer informatie over het configureren van hardeschijfpartities een van de volgende onderwerpen:

    Als u een partitie wilt verwijderen, selecteert u de gewenste partitie en klikt u vervolgens op Verwijderen.

Toepassing installeren

Gebruik de takenreeksstap Toepassing installeren om toepassingen te installeren als onderdeel van de takenreeks. Met deze stap kunt u een set toepassingen installeren die is gespecificeerd in de takenreeksstap of kunt u een set toepassingen installeren die is opgegeven via een dynamische lijst met takenreeksvariabelen. Als deze stap wordt uitgevoerd, begint de installatie van de toepassing onmiddellijk zonder te wachten op een polling-interval voor beleid.

De geïnstalleerde toepassingen moeten voldoen aan de volgende criteria:

  • De software moet worden uitgevoerd onder het lokale systeemaccount en niet het gebruikersaccount.

  • De toepassing mag geen interactie hebben met het bureaublad. Het programma moet stil of zonder toezicht worden uitgevoerd.

  • De toepassing mag zelf geen herstart initiëren. De toepassing moet een herstart aanvragen via de standaardherstartcode, afsluitcode 3010. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat de herstart correct wordt afgehandeld tijdens de takenreeksstap. Als de toepassing afsluitcode 3010 retourneert, voert de onderliggende takenreeks-engine de herstart uit. Na het opnieuw opstarten wordt de takenreeks automatisch voortgezet.

Wanneer de stap Toepassing installeren wordt uitgevoerd, controleert de toepassing de toepasbaarheid van de vereisteregels en de detectiemethode voor de implementatietypen van de toepassing. Op basis van de resultaten van deze controle installeert de toepassing het toepasselijke implementatietype. Als een implementatietype afhankelijkheden bevat, wordt het afhankelijke implementatietype geëvalueerd en geïnstalleerd als onderdeel van de stap voor toepassingsinstallatie. Toepassingsafhankelijkheden worden niet ondersteund voor zelfstandige media.

Notitie

Voor het installeren van een toepassing die een andere toepassing vervangt, moeten de inhoudsbestanden voor de vervangen toepassing beschikbaar zijn, omdat de takenreeksstap anders mislukt. Bijvoorbeeld: Microsoft Visio 2010 is geïnstalleerd in een client of in een vastgelegde installatiekopie. Wanneer de takenreeksstap Toepassing installeren wordt uitgevoerd voor het installeren van Microsoft Visio 2013, moeten de inhoudsbestanden voor Microsoft Visio 2010 (de vervangen toepassing) beschikbaar zijn op een distributiepunt, omdat de takenreeks anders mislukt. Met een client of vastgelegde installatiekopie zonder geïnstalleerde versie van Microsoft Visio wordt de installatie van Microsoft Visio 2013 voltooid zonder te controleren of de Microsoft Visio 2010-inhoudsbestanden zijn gecontroleerd.

Deze takenreeksstap kan alleen in een standaardbesturingssysteem worden uitgevoerd. De stap kan niet worden uitgevoerd in Windows PE.

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Beginnen met System Center 2012 Configuration Manager SP2: Geef op dat u deze stap opnieuw wilt uitvoeren als de computer onverwacht opnieuw wordt opgestart. U kunt ook opgeven hoe vaak u de stap na een herstart opnieuw wilt uitvoeren.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • De volgende toepassingen installeren
    Met deze instelling geeft u de toepassingen op die worden geïnstalleerd in de volgorde waarin ze worden opgegeven.

    Configuration Manager filtert alle uitgeschakelde toepassingen en alle toepassingen met de volgende instellingen. Deze toepassingen worden niet weergegeven in het dialoogvenster Selecteer de te installeren toepassing.

    • Alleen als er een gebruiker is aangemeld

    • Uitvoeren met gebruikersrechten

  • Toepassingen installeren volgens dynamische variabelenlijst
    Deze instelling geeft de basisnaam aan voor een set takenreeksvariabelen die zijn gedefinieerd voor een verzameling of voor een computer. Met deze variabelen worden de toepassingen opgegeven die voor die verzameling of computer worden geïnstalleerd. De naam van elke variabele bestaat uit de gemeenschappelijke basisnaam plus een numeriek achtervoegsel dat begint bij 01. De waarde voor elke variabele moet de naam van de toepassing en niets anders bevatten.

    Voor het installeren van toepassingen met behulp van een dynamische variabelenlijst moet de volgende instelling zijn ingeschakeld op het tabblad Algemeen van het dialoogvenster Eigenschappen voor de toepassing: Toestaan dat deze toepassing wordt geïnstalleerd vanuit de takenreekshandeling Toepassing installeren zonder dat deze wordt geïmplementeerd

    Notitie

    U kunt toepassingen niet installeren met behulp van een dynamische variabelenlijst voor zelfstandige media-implementaties.

    Bijvoorbeeld: als u één toepassing wilt installeren met behulp van de takenreeksvariabele AA01, geeft u de volgende variabele op:

    Naam variabele

    Waarde variabele

    AA01

    Microsoft Office

    Als u twee toepassingen wilt installeren, geeft u de volgende variabelen op:

    Naam variabele

    Waarde variabele

    AA01

    Microsoft Lync

    AA02

    Microsoft Office

    De volgende voorwaarden zijn van invloed op wat wordt geïnstalleerd:

    • Als de waarde van een variabele andere informatie bevat dan de naam van de toepassing, wordt de toepassing niet geïnstalleerd en wordt de takenreeks voortgezet.

    • Als er geen variabele met de opgegeven basisnaam en het achtervoegsel '01' is gevonden, worden er geen toepassingen geïnstalleerd. Wanneer u Doorgaan bij fout kiest op het tabblad Opties van de takenreeksstap, wordt de takenreeks voortgezet als een toepassing niet kan worden geïnstalleerd. Als u de instelling niet selecteert, mislukt de takenreeks en worden resterende toepassingen niet geïnstalleerd.

  • Als de installatie van een toepassing mislukt, doorgaan met installatie van de andere toepassingen op de lijst
    Deze instelling geeft aan dat de stap wordt voorgezet als de installatie van een afzonderlijke toepassing mislukt. Als u deze instelling opgeeft, wordt de takenreeks voortgezet ongeacht eventuele installatiefouten die worden geretourneerd. Als u de instelling niet opgeeft, wordt de takenreeksstap onmiddellijk beëindigd wanneer een installatie mislukt.

Implementatiehulpprogramma's installeren

Gebruik de takenreeksstap Implementatiegereedschappen installeren om het Configuration Manager-pakket met de Sysprep-implementatieprogramma's te installeren.

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Sysprep-pakket
    Met deze instelling geeft u het Configuration Manager-pakket met de Sysprep-implementatieprogramma's op voor de volgende besturingssystemen:

    • Windows XP SP3

    • Windows XP x64 SP2

    • Windows Server 2003 SP2

Pakket installeren

Gebruik de takenreeksstap Pakket installeren om software te installeren als onderdeel van de takenreeks. Als deze stap wordt uitgevoerd, begint de installatie onmiddellijk zonder te wachten op een polling-interval voor beleid.

De te installeren software moet voldoen aan de volgende criteria:

  • De software moet worden uitgevoerd onder het lokale systeemaccount en niet het gebruikersaccount.

  • De software mag geen interactie hebben met het bureaublad. Het programma moet stil of zonder toezicht worden uitgevoerd.

  • De toepassing mag zelf geen herstart initiëren. De software moet een herstart aanvragen via de standaardherstartcode, afsluitcode 3010. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat de herstart correct wordt afgehandeld tijdens de takenreeksstap. Als de software afsluitcode 3010 retourneert, voert de onderliggende takenreeks-engine de herstart uit. Na het opnieuw opstarten wordt de takenreeks automatisch voortgezet.

Programma's die gebruikmaken van de optie Eerst een ander programma uitvoeren voor het installeren van een afhankelijk programma worden niet ondersteund bij het implementeren van een besturingssysteem. Als Eerst een ander programma uitvoeren is ingeschakeld voor de software en het afhankelijke programma al is uitgevoerd op de doelcomputer, wordt het afhankelijke programma uitgevoerd en wordt de takenreeks voortgezet. Als het afhankelijke programma echter nog niet is uitgevoerd op de doelcomputer, mislukt de takenreeksstap.

Notitie

De centrale beheersite beschikt niet over de benodigde beleidsregels voor clientconfiguratie om de agent voor softwaredistributie in te schakelen tijdens het uitvoeren van de takenreeks. Wanneer u op de centrale beheersite zelfstandige media maakt voor een takenreeks en de takenreeks de stap Pakket installeren bevat, wordt mogelijk de volgende fout weergegeven in het bestand CreateTsMedia.log:

“WMI method SMS_TaskSequencePackage.GetClientConfigPolicies failed (0x80041001)” 

Bij zelfstandige media met de stap Pakket installeren moet u de zelfstandige media maken op een primaire site waarop de agent voor softwaredistributie is ingeschakeld, of moet u een stap Opdrachtregel uitvoeren toevoegen na de stap Windows en ConfigMgr installeren en voor de eerste stap Pakket installeren. Met de stap Opdrachtregel uitvoeren wordt een WMIC-opdracht uitgevoerd waarmee de agent voor softwaredistributie wordt ingeschakeld voordat de eerste stap Pakket installeren wordt uitgevoerd. U kunt de volgende opdracht gebruiken in de takenreeksstap Opdrachtregel uitvoeren:

Opdrachtregel: WMIC /namespace:\\root\ccm\policy\machine\requestedconfig path ccm_SoftwareDistributionClientConfig CREATE ComponentName="Enable SWDist", Enabled="true", LockSettings="TRUE", PolicySource="local", PolicyVersion="1.0", SiteSettingsKey="1" /NOINTERACTIVE

Zie voor meer informatie over het maken van zelfstandige media de sectie Zelfstandige media maken in het onderwerp Besturingssystemen implementeren met media in Configuration Manager.

Deze takenreeksstap kan alleen in een standaardbesturingssysteem worden uitgevoerd. De stap kan niet worden uitgevoerd in Windows PE.

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Een enkel softwarepakket installeren
    Met deze instelling wordt een Configuration Manager-softwarepakket opgegeven. De stap wacht totdat de installatie is voltooid.

  • Softwarepakketten installeren volgens dynamische variabelenlijst
    Deze instelling geeft de basisnaam aan voor een set takenreeksvariabelen die zijn gedefinieerd voor een verzameling of voor een computer. Met deze variabelen worden de pakketten opgegeven die voor die verzameling of computer worden geïnstalleerd. De naam van elke variabele bestaat uit de gemeenschappelijke basisnaam plus een numeriek achtervoegsel dat begint bij 001. De waarde voor elke variabele moet een pakket-id en de naam van de software bevatten en deze moeten zijn gescheiden door een dubbele punt.

    Voor het installeren van software met behulp van een dynamische variabelenlijst moet de volgende instelling zijn ingeschakeld op het tabblad Geavanceerd van het dialoogvenster Eigenschappen voor het pakket: Toestaan dat dit programma wordt geïnstalleerd door de takenreeks Pakket installeren zonder te worden geïmplementeerd

    Notitie

    U kunt softwarepakketten niet installeren met behulp van een dynamische variabelenlijst voor zelfstandige media-implementaties.

    Bijvoorbeeld: als u één softwarepakket wilt installeren met behulp van de takenreeksvariabele AA001, geeft u de volgende variabele op:

    Naam variabele

    Waarde variabele

    AA001

    CEN00054:Install

    Als u drie softwarepakketten wilt installeren, geeft u de volgende variabelen op:

    Naam variabele

    Waarde variabele

    AA001

    CEN00054:Install

    AA002

    CEN00107:Install Silent

    AA003

    CEN00031:Install

    De volgende voorwaarden zijn van invloed op wat wordt geïnstalleerd:

    • Als de waarde van een variabele niet met de juiste notatie is gemaakt of geen geldige toepassings-id en -naam aangeeft, mislukt de installatie van de software.

    • Als de pakket-id kleine letters bevat, mislukt de installatie van de software.

    • Als er geen variabelen met de opgegeven basisnaam en het achtervoegsel '001' zijn gevonden, worden er geen pakketten geïnstalleerd en wordt de takenreeks voortgezet.

  • Als de installatie van een softwarepakket mislukt, doorgaan met installatie van andere pakketten in de lijst
    Deze instelling geeft aan dat de stap wordt voorgezet als de installatie van een afzonderlijk softwarepakket mislukt. Als u deze instelling opgeeft, wordt de takenreeks voortgezet ongeacht eventuele installatiefouten die worden geretourneerd. Als u de instelling niet opgeeft, wordt de takenreeksstap onmiddellijk beëindigd wanneer een installatie mislukt.

Software-updates installeren

Gebruik de takenreeksstap Software-updates installeren om software-updates te installeren op de doelcomputer. De doelcomputer wordt pas geëvalueerd voor toepasselijke software-updates als deze takenreeksstap wordt uitgevoerd. Op dat moment wordt de doelcomputer geëvalueerd voor software-updates zoals elke andere door Configuration Manager beheerde client. Bij deze stap worden met name de software-updates geïnstalleerd die zijn gericht op verzamelingen waarvan de computer momenteel lid is.

Deze takenreeksstap kan alleen in een standaardbesturingssysteem worden uitgevoerd. De stap kan niet worden uitgevoerd in Windows PE. Zie voor informatie over takenreeksvariabelen voor deze takenreeksactie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_InstallSoftwareUpdates

System_CAPS_importantBelangrijk

Beginnen met System Center 2012 Configuration Manager SP2, op het tabblad Opties kunt u deze takenreeks configureren, zodat de stap opnieuw wordt uitgevoerd als de computer onverwacht opnieuw wordt opgestart. Bijvoorbeeld bij de installatie van een software-update waarbij de computer opnieuw moet worden opgestart. Voorafgaand aan System Center 2012 Configuration Manager SP2 echter, wordt de takenreeksstap niet opnieuw uitgevoerd en kan het opnieuw opstarten niet worden onderdrukt. Hierdoor mislukt de software-update als de computer opnieuw wordt opgestart. Daarom moet u in versies voorafgaand aan System Center 2012 Configuration Manager SP2 de functie voor software-updates gebruiken voor het installeren van de software-update wanneer de computer daarbij opnieuw moet worden opgestart. Zie Software-Updates in Configuration Manager voor meer informatie over software-updates.

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Beginnen met System Center 2012 Configuration Manager SP2: Geef op dat u deze stap opnieuw wilt uitvoeren als de computer onverwacht opnieuw wordt opgestart. U kunt ook opgeven hoe vaak u de stap na een herstart opnieuw wilt uitvoeren.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Vereiste software-updates
    Selecteer deze optie om alle software-updates te installeren die in Configuration Manager zijn gemarkeerd als verplicht voor de doelcomputers die de takenreeks ontvangen. Voor vereiste software-updates gelden installatiedeadlines die door de beheerder zijn opgelegd.

  • Alle software-updates
    Selecteer deze optie om alle beschikbare software-updates te installeren die zijn gericht op de Configuration Manager-verzameling die de takenreeks ontvangt. Alle beschikbare software-updates worden geïnstalleerd op de doelcomputers.

Lid worden van domein of werkgroep

Gebruik de takenreeksstap Lid maken van domein of werkgroep om de doelcomputer toe te voegen aan een werkgroep of domein.

Deze takenreeksstap kan alleen in een standaardbesturingssysteem worden uitgevoerd. De stap kan niet worden uitgevoerd in Windows PE. Zie voor informatie over takenreeksvariabelen voor deze takenreeksactie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_JoinDomainWorkgroup

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Lid worden van een werkgroep
    Selecteer deze optie om de doelcomputer toe te voegen aan de opgegeven werkgroep. Als de computer momenteel lid van een domein is terwijl deze optie is geselecteerd, wordt de computer opnieuw opgestart.

  • Lid worden van een domein
    Selecteer deze optie om de doelcomputer toe te voegen aan het opgegeven domein.

    Typ optioneel een organisatie-eenheid (OE) of blader ernaartoe in het opgegeven domein waarvan u de computer lid wilt maken. Als de computer momenteel lid is van een ander domein of een werkgroep, wordt hierdoor de computer opnieuw opgestart. Als de computer al lid is van een andere organisatie-eenheid, mag u in Active Directory Domain Services de organisatie-eenheid niet wijzigen en wordt deze instelling genegeerd.

  • Voer het account in dat is gemachtigd om lid te worden van het domein.
    Klik op Instellen om een account en wachtwoord in te voeren dat is gemachtigd om lid te worden van het domein. Het account moet worden opgegeven in de volgende notatie:

    Domain\account

ConfigMgr-client voorbereiden voor vastleggen

Gebruik de stap ConfigMgr-client voorbereiden voor vastleggen om de Configuration Manager-client op de referentiecomputer voor te bereiden voor vastlegging als onderdeel van de installatiekopieprocedure door de volgende taken uit te voeren:

  • Verwijdert de sectie met eigenschappen van de clientconfiguratie in het bestand smscfg.ini in de Windows-map. Deze eigenschappen zijn clientspecifieke informatie zoals de Configuration Manager-GUID en andere client-id's.

  • Verwijdert alle SMS of Configuration Manager-computercertificaten.

  • Verwijdert de Configuration Manager-clientcache.

  • Wist de toegewezen sitevariabele voor de Configuration Manager-client.

  • Verwijdert al het lokale Configuration Manager-beleid.

  • Verwijdert de vertrouwde basissleutel voor de Configuration Manager-client.

Deze takenreeksstap kan alleen in een standaardbesturingssysteem worden uitgevoerd. De stap kan niet worden uitgevoerd in Windows PE.

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

Windows voorbereiden voor vastleggen

Gebruik de takenreeksstap Windows voorbereiden voor vastleggen om de Sysprep-opties op te geven die worden gebruikt bij het vastleggen van een installatiekopie van een besturingssysteem op de referentiecomputer. Met deze takenreeksactie wordt Sysprep uitgevoerd en wordt vervolgens de computer opnieuw opgestart naar de opstartinstallatiekopie voor Windows PE die is opgegeven voor de takenreeks. Deze actie kan alleen worden voltooid als de referentiecomputer niet lid is van een domein.

Deze takenreeksstap kan alleen in een standaardbesturingssysteem worden uitgevoerd. De stap kan niet worden uitgevoerd in Windows PE. Zie voor informatie over takenreeksvariabelen voor deze takenreeksactie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_PrepareWindowsCapture

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Lijst van stuurprogramma's voor massaopslag automatisch samenstellen
    Selecteer deze optie om automatisch een lijst met stuurprogramma's voor massaopslag van de referentiecomputer te laten samenstellen door Sysprep. Met deze optie wordt de optie Build Mass Storage Drivers in het bestand sysprep.inf op de referentiecomputer ingeschakeld. Raadpleeg de documentatie van Sysprep voor meer informatie over deze instelling.

  • Activatiemarkering niet resetten
    Selecteer deze optie om te voorkomen dat Sysprep de markering voor productactivering opnieuw instelt.

BitLocker vooraf inrichten

Deze takenreeksstap is in System Center 2012 Configuration Manager SP1 toegevoegd

Gebruik de takenreeksstap BitLocker vooraf inrichten om BitLocker in Windows PE in te schakelen op een station. Alleen de gebruikte schijfruimte is versleuteld. De versleutelingstijd is daarom veel sneller. Pas de sleutelbeheeropties toe met behulp van de takenreeksstap BitLocker inschakelen nadat het besturingssysteem is geïnstalleerd. Deze stap kan alleen in Windows PE worden uitgevoerd. De taak kan niet worden uitgevoerd in een standaardbesturingssysteem.

System_CAPS_importantBelangrijk

Voor het vooraf inrichten van BitLocker moet u het besturingssysteem Windows 7 of hoger implementeren en moet TPM worden ondersteund en zijn ingeschakeld op de computer.

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Geef een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam op die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Geef meer gedetailleerde informatie op over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • BitLocker toepassen op het opgegeven station
    Geef het station op waarvoor u BitLocker wilt inschakelen. Alleen de gebruikte ruimte op het station wordt versleuteld.

  • Deze stap overslaan voor computers die geen TMP hebben of wanneer TMP niet is ingeschakeld
    Selecteer deze optie om de stationsversleuteling over te slaan wanneer de computerhardware TPM niet ondersteunt of wanneer TPM niet is ingeschakeld. Bijvoorbeeld: u kunt deze optie gebruiken als u een besturingssysteem in een virtuele machine implementeert.

Statusopslag vrijgeven

Gebruik de takenreeksstap Statusopslag vrijgeven om aan het statusmigratiepunt te communiceren dat het vastleggen of vrijgeven is voltooid. Deze stap wordt gebruikt in combinatie met de takenreeksstappen Statusopslag opvragen, Gebruikerstoestand vastleggen en Gebruikersstatus herstellen om statusgegevens van gebruikers te migreren met behulp van een statusmigratiepunt en het Hulpprogramma voor migratie van gebruikersstatus.

Zie voor meer informatie over het beheren van de gebruikersstatus bij het implementeren van besturingssystemen De gebruikersstatus beheren in Configuration Manager.

Als u toegang tot een statusmigratiepunt hebt aangevraagd om de gebruikersstatus vast te leggen in de takenreeksstap Statusopslag opvragen, wordt met deze stap aan het statusmigratiepunt gecommuniceerd dat het vastleggen is voltooid en dat de statusgegevens van de gebruiker kunnen worden hersteld. Het statusmigratiepunt stelt de toegangsbeheermachtigingen voor de vastgelegde status in zodat deze alleen toegankelijk is (als alleen-lezen) door de herstellende computer.

Als u toegang tot een statusmigratiepunt hebt aangevraagd om gebruikersstatus te herstellen in de takenreeksstap Statusopslag opvragen, wordt met deze takenreeksstap aan het statusmigratiepunt gecommuniceerd dat het herstellen is voltooid. Op dit moment worden bewaarinstellingen die u hebt geconfigureerd voor het statusmigratiepunt geactiveerd.

System_CAPS_importantBelangrijk

Het wordt aanbevolen Doorgaan bij fout in te stellen voor elke takenreeksstap tussen de stap Statusopslag opvragen en de stap Statusopslag vrijgeven, zodat elke takenreeksactie Statusopslag opvragen een overeenkomende takenreeksactie Statusopslag vrijgeven heeft.

Deze takenreeksstap kan alleen in een standaardbesturingssysteem worden uitgevoerd. De stap kan niet worden uitgevoerd in Windows PE. Zie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager voor informatie over takenreeksvariabelen voor deze takenreeksactie.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_ReleaseStateStore

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

Statusopslag opvragen

Gebruik de takenreeksstap Statusopslag opvragen om toegang aan te vragen tot een statusmigratiepunt bij het vastleggen van de status van een computer of het herstellen van de status naar een computer.

Zie voor meer informatie over het beheren van de gebruikersstatus bij het implementeren van besturingssystemen De gebruikersstatus beheren in Configuration Manager.

U kunt de takenreeksstap Statusopslag opvragen gebruiken in combinatie met de takenreeksstappen Statusopslag vrijgeven, Gebruikerstoestand vastleggen en Gebruikersstatus herstellen om computerstatus te migreren met behulp van een statusmigratiepunt en het Hulpprogramma voor migratie van gebruikersstatus.

Notitie

Als u een nieuwe siterol voor een statusmigratie hebt ingesteld, kan het tot één uur duren voordat de rol beschikbaar is voor gebruikerstatusopslag. U kunt de beschikbaarheid van het statusmigratiepunt versnellen door een willekeurige eigenschap van het statusmigratiepunt aan te passen om een update van het sitebesturingsbestand te activeren.

Deze takenreeksstap kan worden uitgevoerd in een standaardbesturingssysteem en in Windows PE voor offlinegebruik van het Hulpprogramma voor migratie van gebruikersstatus. Zie Variabelen takenreeksactie Statusopslag opvragen [CM2010_LEX_Staging] in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager voor informatie over de takenreeksvariabelen voor deze takenreeksactie.

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Status vastleggen vanaf de computer
    Hiermee zoekt u een statusmigratiepunt dat voldoet aan de minimumvereisten zoals geconfigureerd in de instellingen van het statusmigratiepunt (maximumaantal clients en minimale hoeveelheid vrije schijfruimte), maar er wordt niet gegarandeerd dat er voldoende ruimte beschikbaar is op het moment van de statusmigratie. Als u deze optie selecteert, wordt om toegang tot het statusmigratiepunt gevraagd om de gebruikersstatus en instellingen van een computer vast te leggen.

    Als voor de Configuration Manager-site meerdere statusmigratiepunten zijn ingeschakeld, wordt met deze takenreeksstap een statusmigratiepunt met beschikbare schijfruimte gezocht door bij het beheerpunt van de site een lijst met statusmigratiepunten op te vragen en vervolgens elk statusmigratiepunt te evalueren totdat er een is gevonden dat voldoet aan de minimumvereisten.

  • Status herstellen vanaf een andere computer
    Selecteer deze optie om toegang tot een statusmigratiepunt aan te vragen om eerder vastgelegde gebruikersstatus en instellingen op een doelcomputer te herstellen.

    Als de Configuration Manager-site meerdere statusmigratiepunten heeft, wordt met deze takenreeksstap het statusmigratiepunt gezocht dat de computerstatus heeft die is opgeslagen voor de doelcomputer.

  • Aantal nieuwe pogingen
    Het aantal pogingen dat met deze takenreeksstap wordt uitgevoerd om een geschikt statusmigratiepunt te zoeken voordat de stap mislukt.

  • Wachttijd nieuwe poging (seconden)
    De hoeveelheid tijd in seconden dat de takenreeksstap moet wachten tussen nieuwe pogingen.

  • Als het computeraccount geen verbinding kan maken met statusopslag, het netwerktoegangsaccount gebruiken.
    Hiermee wordt aangegeven dat de referenties voor het Configuration Manager-netwerktoegangsaccount worden gebruikt om verbinding te maken met het statusmigratiepunt als de Configuration Manager-client geen toegang heeft tot de statusopslag van het statusmigratiepunt via het computeraccount. Deze optie is minder veilig, omdat het netwerktoegangsaccount op andere computers kan worden gebruikt om uw opgeslagen status op te vragen. De optie is mogelijk wel vereist als de doelcomputer niet lid is van een domein.

Computer opnieuw opstarten

Gebruik de takenreeksstap Computer opnieuw opstarten om de computer waarop de takenreeks wordt uitgevoerd opnieuw op te starten. Na het opnieuw opstarten gaat de computer automatisch door met de volgende stap in de takenreeks.

Deze stap kan in een standaardbesturingssysteem of in Windows PE worden uitgevoerd. Zie voor informatie over de takenreeksvariabelen voor deze takenreeksactie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_RestartComputer

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam opgeven die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • De opstartinstallatiekopie toegewezen aan deze takenreeks
    Selecteer deze optie voor de doelcomputer om de opstartinstallatiekopie te gebruiken die is toegewezen aan de takenreeks. De opstartinstallatiekopie wordt gebruikt voor het uitvoeren van volgende takenreeksstappen die worden uitgevoerd in Windows PE.

  • Het momenteel geïnstalleerde standaard besturingssysteem
    Selecteer deze optie voor de doelcomputer om deze opnieuw op te starten naar het geïnstalleerde besturingssysteem.

  • Waarschuwing aan gebruiker voor herstart
    Selecteer deze optie om een melding te tonen aan de gebruiker dat de doelcomputer opnieuw wordt opgestart. Deze optie is standaard geselecteerd.

  • Tekst van melding
    Geef een bericht op dat wordt getoond aan de gebruiker voordat de doelcomputer opnieuw wordt opgestart.

  • Time-out voor weergave melding
    Geef de tijdsduur in seconden op dat een gebruiker krijgt voordat de doelcomputer opnieuw wordt opgestart. De standaardhoeveelheid tijd is zestig (60) seconden.

Gebruikersstatus herstellen

Gebruik de takenreeksstap Gebruikersstatus herstellen om het Hulpprogramma voor migratie van gebruikersstatus te initiëren voor het herstellen van gebruikersstatus en instellingen op de doelcomputer. Deze takenreeksstap wordt gebruikt in combinatie met de takenreeksstap Gebruikerstoestand vastleggen.

Zie voor meer informatie over het beheren van de gebruikersstatus bij het implementeren van besturingssystemen De gebruikersstatus beheren in Configuration Manager.

U kunt ook de takenreeksstap Gebruikersstatus herstellen gebruiken met de takenreeksstappen Statusopslag opvragen en Statusopslag vrijgeven als u de statusinstellingen wilt opslaan in of herstellen uit een statusmigratiepunt in de Configuration Manager-site. In USMT 3.0 en hoger wordt met deze optie altijd de USMT-statusopslag versleuteld met een versleutelingssleutel die wordt gegenereerd en beheerd door Configuration Manager.

De takenreeksstap Gebruikersstatus herstellen biedt controle over een beperkte subset van de meest gebruikte USMT-opties. Aanvullende opdrachtregelopties kunnen worden opgegeven met de takenreeksvariabele OSDMigrateAdditionalRestoreOptions.

System_CAPS_importantBelangrijk

Als u de takenreeksstap Gebruikersstatus herstellen gebruikt voor een doel dat geen verband houdt met een implementatiescenario van een besturingssysteem, voegt u de takenreeksstap Computer opnieuw opstarten onmiddellijk toe na de takenreeksstap Gebruikersstatus herstellen.

Deze takenreeksstap kan alleen in een standaardbesturingssysteem worden uitgevoerd. De stap kan niet worden uitgevoerd in Windows PE. Zie voor informatie over de takenreeksvariabelen voor deze takenreeksactie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_RestoreUserState

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Hiermee geeft u een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam op die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Dit is meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Pakket migratieprogramma gebruikersstatus
    Voer het Configuration Manager-pakket in dat de USMT-versie voor deze stap bevat voor gebruik bij het herstellen van de gebruikersstatus en instellingen. Voor dit pakket is geen programma vereist. Wanneer de takenreeksstap wordt uitgevoerd, wordt de versie van USMT gebruikt in het pakket dat u opgeeft. Geef een pakket op met de 32-bits of x64-versie van USMT, afhankelijk van de architectuur van het besturingssysteem waarnaar u de status herstelt.

  • Alle vastgelegde gebruikersprofielen herstellen met standaardopties
    Hiermee worden de vastgelegde gebruikersprofielen hersteld met de standaardopties. Selecteer Vastlegging gebruikersprofiel aanpassen om de opties aan te passen die worden hersteld.

  • Herstellen van gebruikersprofielen aanpassen
    Hiermee kunt u de bestanden aanpassen die u wilt herstellen naar de doelcomputer. Klik op Bestanden om de configuratiebestanden in het USMT-pakket op te geven die u wilt gebruiken voor het herstellen van de gebruikersprofielen. Geef de naam van het bestand op in het vak Bestandsnaam en klik vervolgens op Toevoegen om een configuratiebestand toe te voegen. De gebruikte configuratiebestanden voor de bewerking worden vermeld in het deelvenster Bestanden. Het .xml-bestand dat u opgeeft definieert het gebruikersbestand dat wordt hersteld.

  • Gebruikersprofielen lokale computer herstellen
    Hiermee worden de profielen van de lokale computergebruiker (d.w.z. niet domeingebruiker) hersteld. U moet nieuwe wachtwoorden toewijzen aan de herstelde lokale gebruikersaccounts, omdat de oorspronkelijke wachtwoorden voor lokale gebruikersaccounts niet kunnen worden gemigreerd. Voer het nieuwe wachtwoord in het vak Wachtwoord in en bevestig het wachtwoord in het vak Wachtwoord bevestigen.

  • Doorgaan als sommige bestanden niet kunnen worden hersteld
    Hiermee wordt het herstellen van gebruikersstatus en instellingen voortgezet zelfs als bepaalde bestanden niet kunnen worden hersteld. Deze optie is standaard ingeschakeld. Als u deze optie uitschakelt terwijl er fouten zijn opgetreden tijdens het herstellen van bestanden, wordt de takenreeksstap onmiddellijk beëindigd met een fout en worden niet alle bestanden hersteld.

  • Uitgebreide logboekregistratie inschakelen
    Schakel deze optie in om meer gedetailleerde informatie in het logboekbestand te genereren. Bij het herstellen van status wordt het logboek Loadstate.log gegenereerd en standaard opgeslagen in de logboekmap voor de takenreeks in de map \windows\system32\ccm\logs.

Opdrachtregel uitvoeren

Gebruik de takenreeksstap Opdrachtregel uitvoeren om een opgegeven opdrachtregel uit te voeren.

Deze stap kan in een standaardbesturingssysteem of in Windows PE worden uitgevoerd. Zie voor informatie over takenreeksvariabelen voor deze takenreeksactie in het onderwerp Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager.0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_RunCommand

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Hiermee geeft u een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam op die de uitgevoerde opdrachtregel beschrijft.

  • Beschrijving
    Hiermee geeft u meer gedetailleerde informatie op over de uitgevoerde opdrachtregel.

  • Opdrachtregel
    Hiermee geeft u de uitgevoerde opdrachtregel op. Dit veld is vereist. Het opnemen van bestandsnaamextensies wordt aanbevolen, bijvoorbeeld .vbs en .exe. Neem alle vereiste instellingenbestanden, opdrachtregelopties of schakelopties op.

    Als voor de bestandsnaam geen bestandsnaamextensie is opgegeven, probeert Configuration Manager .com, .exe en .bat. Als de bestandsnaam een niet-uitvoerbare extensie heeft, probeert Configuration Manager een lokale koppeling toe te passen. Als de opdrachtregel bijvoorbeeld readme.gif is, start Configuration Manager de toepassing die op de doelcomputer is opgegeven voor het openen van .gif-bestanden.

    Voorbeelden:

    setup.exe /a

    cmd.exe /c copy Jan98.dat c:\sales\Jan98.dat

    Notitie

    Opdrachtregelacties, zoals uitvoeromleiding, pipes of copy, zoals in het voorgaande voorbeeld, kunnen alleen worden uitgevoerd als deze vooraf worden gegaan door de opdracht cmd.exe /c.

  • 64-bits bestandssysteemomleiding uitschakelen
    In een 64-bits besturingssysteem wordt het uitvoerbare bestand op de opdrachtregel standaard gezocht en uitgevoerd met behulp van de WOW64-bestandssysteemredirector, zodat 32-bits versies van uitvoerbare en .dll-bestanden van het besturingssysteem worden gevonden.  Als u deze optie selecteert, wordt het gebruik van de WOW64-bestandssysteemredirector uitgeschakeld, zodat de systeemeigen 64-bits versies van uitvoerbare en .dll-bestanden van het besturingssysteem kunnen worden gevonden.  Het selecteren van deze optie heeft geen effect wanneer u gebruikmaakt van een 32-bits besturingssysteem.

  • Beginnen in
    Hiermee geeft u de uitvoerbare map op voor het programma, in maximaal 127 tekens. Deze map kan een absoluut pad op de doelcomputer betreffen of een relatief pad ten opzichte van de distributiepuntmap die het pakket bevat. Dit veld is optioneel.

    Voorbeelden:

    c:\officexp

    i386

    Notitie

    Met de knop Bladeren wordt op de lokale computer gezocht naar bestanden en mappen, zodat alles wat u op deze manier selecteert ook aanwezig moet zijn op de doelcomputer in dezelfde locatie en met dezelfde bestands- en mapnamen.

  • Pakket
    Wanneer u bestanden of programma's op de opdrachtregel opgeeft die nog niet aanwezig zijn op de doelcomputer, selecteert u deze optie om het Configuration Manager-pakket op te geven dat de betreffende bestanden bevat. Voor het pakket is geen programma vereist. Deze optie is niet vereist als de opgegeven bestanden op de doelcomputer bestaan.

  • Time-out
    Hiermee geeft u een waarde op die aangeeft hoe lang Configuration Manager toestaat dat de opdrachtregel wordt uitgevoerd. Deze waarde kan tussen 10 minuten en 999 minuten liggen. De standaardwaarde is 15 minuten.

    Deze optie is standaard uitgeschakeld.

    System_CAPS_importantBelangrijk

    Als u een waarde opgeeft die onvoldoende tijd biedt om de takenreeksstap Opdrachtregel uitvoeren te voltooien, mislukt de takenreeksstap en kan de gehele takenreeks mislukken afhankelijk van andere beheerinstellingen. Als de time-out is verlopen, beëindigt Configuration Manager het opdrachtregelproces.

  • Deze stap uitvoeren als de volgende account
    Hiermee geeft u aan dat de opdrachtregel als een ander Windows-gebruikersaccount dan het lokale systeemaccount wordt uitgevoerd.

  • Account
    Hiermee geeft u het Windows-gebruikersaccount voor Uitvoeren als op voor de opdrachtregeltaak in de takenreeks die wordt uitgevoerd door deze actie. De opdrachtregel wordt uitgevoerd met de machtigingen van het opgegeven account. Klik op Instellen om het lokale gebruikersaccount of het domeinaccount op te geven.

    System_CAPS_importantBelangrijk

    Als de takenreeksactie Opdrachtregel uitvoeren met een gebruikersaccount wordt uitgevoerd in Windows PE, mislukt de actie omdat Windows PE niet lid kan zijn van een domein. De fout wordt geregistreerd in het bestand smsts.log. 

PowerShell-script uitvoeren

Deze takenreeksstap is toegevoegd in System Center 2012 R2 Configuration Manager.

Gebruik de takenreeksstap PowerShell-Script uitvoeren om een opgegeven PowerShell-script uit te voeren.

Deze stap kan in een standaardbesturingssysteem of in Windows PE worden uitgevoerd. Als u deze stap wilt uitvoeren in Windows PE, moet PowerShell zijn ingeschakeld in de opstartinstallatiekopie. U kunt Windows PowerShell (WinPE-PowerShell) inschakelen via het tabblad Optionele onderdelen in de eigenschappen van de opstartinstallatiekopie. Zie voor meer informatie over het wijzigen van een opstartinstallatiekopie de sectie Een opstartinstallatiekopie wijzigen in het onderwerp Opstartinstallatiekopieën beheren in Configuration Manager.

Notitie

PowerShell is standaard niet ingeschakeld op Windows Embedded-besturingssystemen.

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Hiermee geeft u een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam op die de uitgevoerde opdrachtregel beschrijft.

  • Beschrijving
    Hiermee geeft u meer gedetailleerde informatie op over de uitgevoerde opdrachtregel.

  • Pakket
    Geef het Configuration Manager-pakket met het PowerShell-script op. Eén pakket kan meerdere PowerShell-scripts bevatten.

  • Scriptnaam
    Hiermee geeft u de naam van het uit te voeren PowerShell-script op. Dit veld is vereist.

  • Parameters
    Hiermee geeft u de parameters op die worden doorgegeven aan het Windows PowerShell-script. Configureer de parameters alsof u deze toevoegt aan het Windows PowerShell-script vanaf een opdrachtregel.

    System_CAPS_importantBelangrijk

    Geef parameters op die worden gebruikt door het script, niet voor de Windows PowerShell-opdrachtregel.

    Het volgende voorbeeld bevat geldige parameters:

    -MijnParameter1 MijnWaarde1 -MijnParameter2 MijnWaarde2

    Het volgende voorbeeld bevat ongeldige parameters. De vette items zijn Windows PowerShell-opdrachtregelparameters (-nologo en -executionpolicy unrestricted) en worden niet gebruikt door het script.

    -nologo -executionpolicy unrestricted -File MyScript.ps1 -MyParameter1 MyValue1 -MyParameter2 MyValue2

  • PowerShell-uitvoeringsbeleid
    Met selectie van het PowerShell-uitvoeringsbeleid kunt u bepalen welke Windows PowerShell-scripts (indien van toepassing) kunnen worden uitgevoerd op de computer. Kies een van de volgende uitvoeringsbeleidsregels:

    • AllSigned: alleen scripts die zijn ondertekend door een vertrouwde uitgever kunnen worden uitgevoerd.

    • Niet gedefinieerd: er is geen uitvoeringsbeleid gedefinieerd. .

    • Omzeilen: alle configuratiebestanden laden en alle scripts uitvoeren. Als u een niet-ondertekend script uitvoert dat van internet is gedownload, wordt u niet om toestemming gevraagd voordat het script wordt uitgevoerd.

    System_CAPS_importantBelangrijk

    PowerShell 1.0 biedt geen ondersteuning voor de uitvoeringsbeleidsregels Undefined en Bypass.

Dynamische variabelen instellen

Deze takenreeksstap is toegevoegd in System Center 2012 R2 Configuration Manager.

Gebruik de takenreeksstap Dynamische variabelen instellen om de volgende handelingen uit te voeren:

  1. Informatie verzamelen van de computer en de omgeving waarin de computer zich bevindt en vervolgens opgegeven takenreeksvariabelen instellen met de informatie.

  2. Gedefinieerde regels evalueren en takenreeksvariabelen instellen op basis van de variabelen en waarden die zijn geconfigureerd voor regels die in waar resulteren.

Deze stap kan in een standaardbesturingssysteem of in Windows PE worden uitgevoerd. Zie Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager voor meer informatie over takenreeksvariabelen.

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam voor deze takenreeksstap.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Dynamische regels en variabelen
    Voor het instellen van een dynamische variabele voor gebruik in de takenreeks kunt u een regel toevoegen en vervolgens een waarde opgeven voor elke variabele die u voor de regel opgeeft, of kunt u een of meer in te stellen variabelen toevoegen zonder een regel toe te voegen. Wanneer u een regel toevoegt, kunt u kiezen uit de volgende regelcategorieën:

    • Computer: Gebruik deze regelcategorie om waarden te evalueren voor Inventaristag, UUID, serienummer of MAC-adres. U kunt meerdere waarden instellen en als een willekeurige waarde waar is, resulteert de regel in waar. Bijvoorbeeld: de volgende regel resulteert in waar als het serienummer 5892087 is, ongeacht of het MAC-adres gelijk is aan 26-78-13-5A-A4-22.

      IF Serial Number = 5892087 OR MAC address = 26-78-13-5A-A4-22 THEN

    • Locatie: Gebruik deze regelcategorie om waarden te evalueren voor de standaardgateway.

    • Merk en model: Gebruik deze regelcategorie om waarden te evalueren voor het merk en model van een computer. Zowel het merk als het model moet resulteren in waar om de regel te laten resulteren in waar.

    • Takenreeksvariabele: Gebruik deze regelcategorie om een takenreeksvariabele, voorwaarde en waarde toe te voegen die moeten worden geëvalueerd. Deze regel resulteert in waar wanneer de ingestelde waarde voor de variabele voldoet aan de opgegeven voorwaarde.

    U kunt een of meer variabelen opgeven die worden ingesteld voor een regel die resulteert in waar, of u kunt variabelen instellen zonder een regel te gebruiken. U kunt kiezen uit bestaande variabelen of u kunt een aangepaste variabele maken.

    • Bestaande takenreeksvariabelen: Gebruik deze instelling om een of meer variabelen te selecteren in een lijst met bestaande takenreeksvariabelen. Matrixvariabelen kunnen niet worden geselecteerd.

    • Aangepaste takenreeksvariabelen: Gebruik deze instelling om een aangepaste takenreeksvariabele te definiëren. U kunt ook een bestaande takenreeksvariabele opgeven. Dit is handig om een bestaande variabelenmatrix op te geven, zoals OSDAdapter, omdat variabelenmatrices niet voorkomen in de lijst met bestaande takenreeksvariabelen.

    Nadat u de variabelen voor een regel hebt geselecteerd, moet u een waarde opgeven voor elke variabele. De variabele wordt ingesteld op de opgegeven waarde wanneer de regel resulteert in waar. Voor elke variabele kunt u Geheime waarde selecteren om de waarde van de variabele te verbergen. Standaard worden de waarden van bepaalde bestaande variabelen verborgen, zoals de takenreeksvariabele OSDCaptureAccountPassword.

    System_CAPS_importantBelangrijk

    Wanneer u een takenreeks importeert met de stap Dynamische variabelen instellen terwijl Geheime waarde is geselecteerd voor de waarde van de variabele, wordt de waarde verwijderd wanneer u de takenreeks importeert. Daardoor moet u de waarde voor de dynamische variabele opnieuw invoeren nadat u de takenreeks hebt geïmporteerd.

Takenreeksvariabele instellen

Gebruik de takenreeksstap Takenreeksvariabele instellen om de waarde in te stellen van een variabele die in de takenreeks wordt gebruikt.

Deze stap kan in een standaardbesturingssysteem of in Windows PE worden uitgevoerd. Takenreeksvariabelen worden gelezen door takenreeksacties en bepalen het gedrag van deze acties. Zie Actie Takenreeksvariabelen in Configuration Manager voor meer informatie over specifieke takenreeksvariabelen.

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Opgeven of de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam voor deze takenreeksstap.

  • Beschrijving
    Meer gedetailleerde informatie over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Takenreeksvariabele
    Een door de gebruiker gedefinieerde naam voor de takenreeksvariabele.

  • Waarde
    De waarde die is gekoppeld aan de takenreeksvariabele. De waarde kan een andere takenreeksvariabele zijn met de syntaxis %<varname>%.

Windows en ConfigMgr installeren

Gebruik de takenreeksstap Windows en ConfigMgr installeren om de overgang van Windows PE naar het nieuwe besturingssysteem uit te voeren. Deze takenreeksstap is een vereist onderdeel van iedere besturingssysteemimplementatie. De stap installeert de Configuration Manager-client in het nieuwe besturingssysteem en bereidt de takenreeks voor op uitvoering in het nieuwe besturingssysteem.

Deze stap kan alleen in Windows PE worden uitgevoerd. De taak kan niet worden uitgevoerd in een standaardbesturingssysteem. Zie voor meer informatie over takenreeksvariabelen voor deze takenreeksactie .0b3df5ab-dce7-4dcf-a49e-3bf046798076#BKMK_SetupWindows

De takenreeksactie Windows en ConfigMgr installeren vervangt mapvariabelen voor sysprep.inf of unattend.xml, zoals %WINDIR% en %ProgramFiles%, door de Windows PE-installatiemap X:\Windows. Opgegeven takenreeksvariabelen met behulp van deze omgevingsvariabelen worden genegeerd.

Gebruik deze takenreeksstap om de volgende handelingen uit te voeren:

  1. Voorbereidingen: Windows°PE

    1. Vervangt takenreeksvariabelen in het bestand sysprep.inf (besturingssystemen ouder dan Windows Vista) of unattend.xml (Windows Vista SP2, Windows Server 2008 SP2 en hoger).

    2. Downloadt het pakket met de Configuration Manager-client en plaatst het in de geïmplementeerde installatiekopie.

  2. Windows installeren

    1. Installatie op basis van een installatiekopie.

      1. Schakelt de Configuration Manager-client uit in de installatiekopie (dat wil zeggen: automatisch starten wordt uitgeschakeld voor de Configuration Manager-clientservice).

      2. Werkt het register in de geïmplementeerde installatiekopie bij zodat het geïmplementeerde besturingssysteem wordt gestart met dezelfde stationsletter als op de referentiecomputer.

      3. Start opnieuw op naar het geïmplementeerde besturingssysteem.

      4. Windows Mini-setup wordt uitgevoerd met behulp van het eerder opgegeven bestand sysprep.inf of unattend.xml, waarbij alle interactie door de eindgebruiker wordt onderdrukt. Opmerking: Als Netwerkinstellingen toepassen is opgegeven om de client lid te maken van een domein, bevindt de informatie zich in het bestand sysprep.inf of unattend.xml en maakt Windows Mini-setup de client lid van het domein.

    2. Installatie op basis van setup.exe. Voert Setup.exe (Windows Vista SP2 en hoger) of WinNT32.exe (besturingssystemen ouder dan Windows Vista) uit, waarbij de standaard Windows-installatieprocedure wordt gevolgd:

      1. Kopieert het installatiepakket voor het besturingssysteem dat is opgegeven in een eerdere takenreeks Besturingssysteem toepassen naar de harde schijf.

      2. Start opnieuw op naar het nieuw geïmplementeerde besturingssysteem.

      3. Windows Mini-setup wordt uitgevoerd met behulp van het eerder opgegeven bestand sysprep.inf of unattend.xml, waarbij alle gebruikersinterface-instellingen worden onderdrukt. Opmerking: Als Netwerkinstellingen toepassen is opgegeven om de client lid te maken van een domein, bevindt de informatie zich in het bestand sysprep.inf of unattend.xml en maakt Windows Mini-setup de client lid van het domein.

  3. Instellen van de Configuration Manager-client

    1. Nadat Windows Mini-setup is voltooid, wordt de takenreeks hervat met behulp van een alternatieve GINA-bibliotheek (Graphical Identification and Authentication) (ouder dan Windows Vista) of setupcomplete.cmd (Windows Vista en hoger).

    2. Schakelt het lokale beheerdersaccount in of uit op basis van de geselecteerde optie in de stap Windows-instellingen toepassen.

    3. Installeert de Configuration Manager-client met behulp van het eerder gedownloade pakket (1.b) en de installatie-eigenschappen die zijn opgegeven in de takenreekseditor. De client is geïnstalleerd in 'inrichtingsmodus' om te voorkomen dat nieuwe beleidsaanvragen worden verwerkt totdat de takenreeks is voltooid.

    4. Wacht tot de client volledig operationeel is.

    5. Als de computer wordt uitgevoerd in een omgeving waarin Network Access Protection is ingeschakeld, controleert de client op vereiste updates en installeert de client deze, zodat alle vereiste updates aanwezig zijn voordat de uitvoering van de takenreeks wordt hervat.

  4. De takenreeks wordt verder verwerkt bij de volgende stap.

Notitie

De takenreeksactie Windows en ConfigMgr installeren is verantwoordelijk voor het uitvoeren van Groepsbeleid op de nieuw geïnstalleerde computer. De tijd waarop Groepsbeleid wordt toegepast tijdens de takenreeksactie is afhankelijk van het geïmplementeerde besturingssysteem. Bijvoorbeeld: bij Windows XP en Windows Server 2003 wordt Groepsbeleid toegepast nadat de takenreeksactie Windows en ConfigMgr installeren is voltooid. In Windows Vista en Windows Server 2008 wordt Groepsbeleid toegepast nadat de takenreeks is voltooid.

Details

Op het tabblad Eigenschappen voor deze stap kunt u de instellingen configureren die in deze sectie worden beschreven.

Bovendien kunt u op het tabblad Opties de volgende acties uitvoeren:

  • De stap uitschakelen.

  • Selecteer deze optie niet als u wilt dat de takenreeks verder wordt uitgevoerd als er een fout optreedt tijdens het uitvoeren van de stap. Als er een fout optreedt, mislukt de takenreeks, ongeacht of u deze instelling selecteert.

  • Voorwaarden opgeven waaraan moet worden voldaan om de stap uit te voeren.

  • Naam
    Hiermee geeft u een korte, door de gebruiker gedefinieerde naam op die de uitgevoerde actie in deze stap beschrijft.

  • Beschrijving
    Hiermee geeft u aanvullende informatie op over de uitgevoerde actie in deze stap.

  • Pakket
    Hiermee geeft u het Configuration Manager-clientinstallatiepakket op dat in deze takenreeksstap wordt gebruikt. Klik op Bladeren en selecteer het clientinstallatiepakket dat u wilt gebruiken om de Configuration Manager-client te installeren.

  • Installatie-eigenschappen
    Sitetoewijzing en de standaardconfiguratie worden automatisch opgegeven door de takenreeksactie. U kunt dit veld gebruiken om eventuele aanvullende installatie-eigenschappen op te geven die worden gebruikt bij installatie van de client. Als u meerdere installatie-eigenschappen wilt invoeren, scheidt u deze met een spatie.

    Voor System Center 2012 Configuration Manager SP1 en later:

    U kunt opdrachtregelopties opgeven voor gebruik tijdens de clientinstallatie. U kunt bijvoorbeeld /skipprereq: silverlight.exe invoeren om aan CCMSetup.exe te communiceren dat de Microsoft Silverlight-vereiste niet moet worden geïnstalleerd. Zie voor meer informatie over de beschikbare opdrachtregelopties voor CCMSetup.exe de sectie Opdrachtregeleigenschappen van CCMSetup.exe in het onderwerp Over de eigenschappen van clientinstallatie in Configuration Manager.