Delen via


Klassen en groepen gebruiken voor onderdrukkingen in Operations Manager

 

Gepubliceerd: maart 2016

Van toepassing op: System Center 2012 R2 Operations Manager, System Center 2012 - Operations Manager, System Center 2012 SP1 - Operations Manager

In dit onderwerp worden de verschillen tussen klassen en groepen in System Center 2012 – Operations Manager beschreven, en hoe werkstromen, zoals regels en monitors, op elk daarvan van toepassing zijn. In de volgende secties worden klassen en groepen gedefinieerd, en worden voorbeelden gegeven van het toepassen van onderdrukkingen met de beschikbare onderdrukkingsopties.

Klassen

In Operations Manager is een klasse een definitie van een item dat kan worden gedetecteerd en beheerd. Een klasse kan een computer, een database, een service, een schijf of een toepassing zijn, of elk ander soort object dat moet worden bewaakt. Op een klasse kunnen monitors, regels, detecties, onderdrukkingen en taken worden toegepast. Zo is Logische Windows Server 2003-schijf een klasse die logische schijven definieert op een computer waarop het besturingssysteem Windows Server 2003 wordt uitgevoerd. Een monitor die van toepassing is voor de klasse Logische Windows Server 2003-schijf wordt alleen toegepast op objecten die aan die klassendefinitie voldoen.

Notitie

In de Operations-console wordt de term doel gebruikt in plaats van klasse.

Klassen worden gedefinieerd in de management packbibliotheken van Operations Manager en in management packs van afzonderlijke producten die u importeert.

Groepen

In Operations Manager is een groep een logische set objecten die kan worden gebruikt om het bereik van onderdrukkingen, weergaven, gebruikersrollen en meldingen te definiëren. Sommige groepen worden verschaft bij de installatie van Operations Manager, zoals de groep Alle Windows-computers en de groep Computers die door agents worden beheerd U kunt uw eigen groepen maken en leden expliciet of dynamisch aan groepen toevoegen.

Onderdrukkingen

U hebt al gezien dat klassen worden gebruikt om werkstromen zoals regels en monitors te benaderen. Een monitor of regel wordt toegepast op een bepaalde klasse. Als u de waarde van een parameter van een regel of monitor wilt wijzigen, maakt u een onderdrukking. U hebt de volgende opties voor het toepassen van uw onderdrukking:

  • Voor alle objecten van klasse: Klasse

    Wanneer u deze optie voor uw onderdrukking selecteert, worden de onderdrukkingsinstellingen toegepast op alle objecten in de klasse waarop de regel of monitor is gericht.

  • Voor een groep

    Wanneer u deze optie voor uw onderdrukking selecteert, zijn de onderdrukkingsinstellingen alleen van toepassing op leden van de groep. De regel of monitor zonder de onderdrukkingsinstellingen blijft van toepassing op alle objecten in de betreffende klasse, behalve op die objecten die ook lid zijn van de voor de onderdrukking gebruikte groep.

    Als u een groep maakt, kunt u de groep opslaan in een niet-verzegeld management pack. Elementen in een niet-verzegeld management pack, zoals een onderdrukking, kunnen echter niet verwijzen naar een element in een ander niet-verzegeld management pack, zoals een groep. Als u een groep wilt gebruiken om de toepassing van een onderdrukking te beperken, moet u de groep opslaan in hetzelfde niet-verzegelde management pack als de onderdrukking, of u moet het management pack met de groep verzegelen.

  • Voor een specifiek object van klasse: Klasse

    Wanneer u deze optie voor uw onderdrukking selecteert, zijn de onderdrukkingsinstellingen alleen van toepassing op het opgegeven object. De regel of monitor zonder de onderdrukkingsinstellingen blijft van toepassing op alle andere objecten in de betreffende klasse.

  • Voor alle objecten van een andere klasse

    Wanneer u deze optie voor uw onderdrukking selecteert, zijn de onderdrukkingsinstellingen alleen van toepassing op objecten van andere klassen dan de betreffende klasse. De regel of monitor zonder de onderdrukkingsinstellingen blijft van toepassing op alle objecten in de betreffende klasse.

Onderdrukkingen die voor een klasse gelden, worden eerst toegepast, gevolgd door onderdrukkingen die gelden voor een groep, en ten slotte onderdrukkingen die gelden voor een specifiek object. Zie Het kenmerk Afgedwongen gebruiken in onderdrukkingen voor meer informatie.

Onderdrukkingen toepassen

Hier volgen enkele voorbeelden van gevallen waarin u de onderdrukkingsopties kunt gebruiken.

U wilt de prioriteit van een waarschuwing wijzigen

Selecteer **Voor alle objecten van klasse:**Klasse voor de onderdrukking.

U wilt de prioriteit van een waarschuwing wijzigen voor computers die aan een bepaald criterium voldoen

Selecteer Voor een groep voor de onderdrukking, en maak een groep waaraan dynamisch leden worden toegevoegd op basis van specifieke criteria.

U wilt de prioriteit van een waarschuwing alleen voor een specifieke computer wijzigen

Selecteer **Voor een specifiek object van klasse:**Klasse voor de onderdrukking. U zou ook Voor een groep kunnen selecteren, en een groep maken waaraan de specifieke computer als expliciet lid wordt toegevoegd.

U wilt de prioriteit van een waarschuwing die op alle besturingssystemen van toepassing is, wijzigen voor een specifiek besturingssysteem.

Selecteer Voor alle objecten van een andere klasse en selecteer de klasse die het besturingssysteem vertegenwoordigt waarvoor u een andere waarschuwingsprioriteit wilt instellen.

U wilt de regel of monitor alleen toepassen op specifieke computers

In dit veelvoorkomende scenario moet u de volgende twee taken uitvoeren:

  1. Selecteer **Voor alle objecten van klasse:**Klasse voor de onderdrukking en wijzig Ingeschakeld in Onwaar. Hiermee wordt de regel of monitor uitgeschakeld.

  2. Selecteer voor de onderdrukking Voor een groep, **Voor een specifiek object van klasse:**Klasse, of Voor alle objecten van een andere klasse, en wijzig Ingeschakeld in Waar. Hierdoor wordt de regel of monitor alleen ingeschakeld voor leden van die groep, het opgegeven object of de geselecteerde klasse.