Delen via


Het kenmerk Afgedwongen gebruiken in onderdrukkingen

 

Van toepassing op: System Center 2012 R2 Operations Manager, System Center 2012 - Operations Manager, System Center 2012 SP1 - Operations Manager

Als u een onderdrukking configureert op een regel, monitor of detectie in Operations Manager voor System Center 2012, ziet u in de rij voor elke waarde die u kunt onderdrukken een selectievakje Afgedwongen, zoals in de volgende afbeelding.

Enforced checkbox for overrides

Als het kenmerk Afgedwongen is ingeschakeld voor een onderdrukking, zorgt dat ervoor dat de onderdrukking voorrang krijgt boven alle andere onderdrukkingen van hetzelfde type en met dezelfde context waarvoor Afgedwongen niet is ingesteld.

Onderdrukkingen die voor een klasse gelden, worden eerst toegepast, gevolgd door onderdrukkingen die gelden voor een groep, en ten slotte onderdrukkingen die gelden voor een specifiek object. Het kenmerk Afgedwongen zorgt ervoor dat de onderdrukking voorrang krijgt als twee onderdrukkingen van hetzelfde type en met dezelfde context met elkaar conflicteren.

U hebt bijvoorbeeld twee Windows-computers, COMPUTER1 en COMPUTER2. COMPUTER1 is lid van GROEP-A en is ook lid van GROEP-B. COMPUTER2 is lid van geen enkele groep. De standaarddrempelwaarde voor een CPU-monitor is 80%.

U past een onderdrukking toe op de Windows-computerklasse waarmee de drempelwaarde voor de CPU-monitor wordt gewijzigd in 70%. U maakt een andere onderdrukking voor die monitor die geldt voor GROEP-A en waarmee de drempelwaarde wordt ingesteld op 90%. Op dit punt is de drempelwaarde voor COMPUTER1 90% en de drempelwaarde voor COMPUTER2 70%.

Als u een onderdrukking maakt die geldt voor GROEP-B en waarmee de drempelwaarde wordt ingesteld op 95%, is de resulterende drempelwaarde voor COMPUTER1, die lid is van zowel GROEP-A als GROEP-B, onvoorspelbaar. Als u echter het kenmerk Afgedwongen gebruikt op de onderdrukking die geldt voor GROEP-B, zorgt u ervoor dat de drempelwaarde van 95% wordt toegepast op COMPUTER1.

Als u een onderdrukking maakt die geldt voor COMPUTER1 en waarmee de drempelwaarde wordt ingesteld op 60%, is de resulterende drempelwaarde voor COMPUTER1 60%, omdat de onderdrukking voor het object voorrang heeft boven de onderdrukkingen voor de klasse en groep.